Flamenco op de fiets
Na maanden van grijs, druilerig weer in België zoekt Thomas De Boever de zon. In Andalusië. Op de fiets. Waarom? Omdat hier fietsen een bijna magische ervaring is…
- Fietsen
‘In mijn stad schijnt de zon altijd, maakt niet uit welke dag van de kalender,’ rapt Gordo Master over Malaga, de stad waar we landen. We laten de moderne kreten van de hiphop snel achter ons en stappen over naar die andere oerkreet, die van de flamenco – genaamd naar ons Vlamingen – met de stem van Camarón de la Isla, de man die van janken een kunst maakte.
Welkom in Andalusië, de streek die niemand onberoerd laat. Hier is leven een kunst, genieten een fluitje van een cent en fietsen een bijna magische ervaring. Je bent er nog nooit geweest? Zet dan je vooroordelen over het dorre Andalusia maar aan de kant. Ja, het binnenland kan inderdaad verschroeiend heet zijn vanaf begin mei, maar wij blijven wijselijk dichter bij de kust en de schaduw van de oude Moren.
We starten onze vierdaagse fietstocht in Marbella, waar Don Jaime Mora y Aragón, de broer van onze Belgische koningin Fabiola, een echte jetsetfiguur was. Ons einddoel is het wondermooie Cádiz. Onderweg raken we bijna de hedendaagse Moren aan en voelen we hoe de wind hier de dienst uitmaakt.
Dag 1: Van de jetset naar de hippies
- Startpunt: San Pedro de Alcántara (Marbella-Málaga)
- Eindpunt: La Almoraima (Castellar de la Frontera-Cádiz)
- Afstand: 65 km Hoogteverschil: +400 m
We beginnen met een klassieker— geen wielerklassieker, maar een klassiek cliché. De eerste ochtend van onze tocht ontwaken we onder een stralende zon aan de Costa del Sol, die bekend staat om haar 320 zonnige dagen per jaar. De avond voor we onze fietstocht startten, bezoek ik een aantal typische cafés in Marbella, vergelijkbaar met een zonnige versie van ‘Café onder den Toren’. Overal zie ik lachende gezichten. Een gepensioneerde bankier verzucht: ‘Ik zit hier beter in de zon te genieten dan alleen in een café aan de steenweg in Dendermonde, vloekend in de regen.’ Dit publiek, veelal op leeftijd, geniet zichtbaar. De gesprekken gaan alle kanten op, maar met de dames zijn mijn gesprekken vaak kortstondig. Ze vragen: ‘Met welke auto rijd jij?’ Als ik antwoord dat ik hier met de fiets ben, eindigdt de conversatie vaak snel. In Marbella, de rijke neef van Benidorm, gaat het leven net iets luxueuzer. Maar we zijn hier niet om in het café te hangen; we zijn hier om te fietsen!
Marbella-vibes
Na het vertrek uit ons hotel begint de rit helemaal in de vibe van Marbella. We passeren een aantal golfbanen, doen enkele kleine klimmetjes, kijken onze ogen uit naar de grote villa's en remmen voor een Ferrari, om dan aan het strand aan te komen. Hier stuiten we op de Senda Litoral. Dit uitgestrekte pad langs de kustlijn is bedoeld voor wandelaars en fietsers. Het maakt deel uit van een groter project dat ongeveer 200 kilometer van de kustlijn van Malaga bestrijkt. Prachtige uitzichten op de Middellandse Zee zijn onderdeel van de ervaring, terwijl diverse stranden, toeristische plekken en residentiële gebieden langs de Costa del Sol met elkaar verbonden zijn. Het is er al goed druk en we zijn nog maar begin mei. Om hier in het hoogseizoen te fietsen, moet je wel een beetje een kamikaze zijn. We laveren vroeg in de ochtend tussen de lopers en andere fietsers door. Golddiggers kijken wat verveeld met hun badhanddoek onder de arm. ‘Nee, hier moet je niet fietsen in juni of augustus’, vertelt mijn gids en compagnon de route Andrés Vega. De jongeman is nog profrenner geweest en zal me de volgende dagen zijn streek tonen. ‘Marbella is leuk en gezellig, als je van strandvakanties, uitgaan en cafés houdt, maar voor ons is het maar een opwarmertje’, lacht hij. Dat belooft, want ik ben al onder de indruk, vooral van wat zich aan de linkerkant van mij afspeelt. De Middellandse Zee is hier helder en diepblauw. Rechts blijft de bebouwing als een duur lint aan me voorbijschuiven. De ondergrond van het pad varieert soms wat. Een rood fietspad gaat over in steigerhout, wat verder staan palmbomen naast een grindpad, weer wat verder gaat het terug over naar een goed onderhouden wandel- en fietspad van beton. Dat moet ik wel toegeven: dit pad dat tegen de Middellandse Zee aanplakt, is uitzonderlijk schoon en goed onderhouden. Iedereen die we kruisen maakt er geen enkel probleem van dat ze even opzij moeten om fietsers door te laten. De zon wakkert hoffelijkheid en vriendelijkheid aan. Zoveel is duidelijk.
Als we langzaam afzakken - hier snel rijden gaat toch niet - tot aan Estepona verandert het landschap wat. Niet aan de linkerzijde: daar blijft het even strak en blauw als daarvoor. Maar de bebouwing aan de landzijde wordt minder bling bling. Het fietspad kronkelt wat heen en weer. Een privéstrand van een groot hotel verplicht ons even van onze zeelijn af te wijken, maar een gps is niet nodig. Ook de volgende dagen niet. Zolang de zee aan je linkerkant blijft, kom je er wel.
Het wordt alleen maar beter
In de verte zie ik al de rots waar de aapjes en de sigaretten van Gibraltar de hoofdrol spelen. We kronkelen gezapig voort. Stoppen lukraak aan een klein restaurant en bestellen er de verplichte calamares en de boquerones fritos. Het eten hier is eenvoudig, maar superlekker. We komen langs Cesares Costa om in Sotogrande achterover te vallen van de luxe die we hier aantreffen. Ik word er bijna ongemakkelijk van, maar gelukkig slaan we tussen de dikke villa’s en de golfterreinen af, richting het binnenland.
Onze eerste overnachting brengt ons naar Castellar de la Frontera, een klein dorp op zo’n 20 km van Sotogrande, landinwaarts en heuvel op. Op een goed en nieuw fietspad langs de A-2100 beuken we ons een weg naar dit witte dorp. De natuur verandert en wordt er alleen maar mooier op. Neptunis zou misschien verbleken, maar ik word er alleen maar roder op. Van de zon, ja, maar ook van de pracht die de natuur me hier te bieden heeft. Alweer laat Andrés vallen dat het alleen maar beter wordt: ‘Wacht maar tot morgen als we door het nationaal park rijden, dan zal je zien hoe prachtig deze streek is!’ ‘Nog mooier?’ Dat schiet door mijn hoofd als we het domein van ons hotel voor de eerste nacht oprijden. We mogen dromen in Hotel La Almoraima, een voormalig 17e-eeuws klooster in Herreriaanse stijl (genoemd naar Juan de Herrera, een prominente architect van de Spaanse renaissance) omringd door het Parque Natural de los Alcornocales. Ik word meteen getroffen door de sobere elegantie en symmetrie van het gebouw. In de centrale binnentuin is het heerlijk rustig, terwijl de minimale decoratie de functionele schoonheid van de structuur benadrukt. En dit alles in de zachte tinten van de langzaam zakkende zon. Excuseer me, beste lezer, maar hier word ik poëtisch van. En er komt nog meer! We gaan nog even richting het oude dorp van Castellar de la Frontera, door het Parque Natural Los Alcornocales dat me nu al doet verlangen naar morgen. ‘In het dorp wonen hippies in het kasteel’, bezweert Andrés me. Eenmaal boven ben ik te druk bezig mijn ogen te laten verwennen om ook maar even aan hippies te denken. Opnieuw valt mijn mond open. Wat een wondermooie plek is dit. Hier wil ik wonen, of toch op zijn minst weer komen fietsen. Eens in mijn tot hotelkamer omgebouwde cel overdenk ik de dag. De meer bekende fietsregio’s van Spanje zoals Mallorca of de streek rond Girona mogen er zeker zijn en zijn wat meer uitdagend. Maar laat die plekken wat mij betreft maar aan de trainingsbeesten over… Ik heb genoten van deze eerste dag. En als ik Andrés mag geloven, wordt het alleen maar beter.
Dag 2: Van de hippies naar de pijo-jipi
- Vertrekpunt: La Almoraima (Castellar de la Frontera-Cádiz)
- Eindpunt: Tarifa (Cádiz)
- Afstand: 63 km
- Hoogteverschil: +800 m
Ik ontwaak helder van geest, een beetje stram in de benen maar met een ongekende drang om te rijden. Dat heeft natuurlijk te maken met de zon, die na maanden van regen mijn humeur positief beïnvloedt. Maar ook de dag van gisteren: die belooft dat vandaag nog mooier zal worden. Vandaag fietsen we richting Tarifa, de windhoofdstad van Europa.
Het eerste deel van de route valt wat tegen. We rijden langs een drukke weg, zij het op een afgesloten fietspad. Nou ja, 'druk' is relatief. Het is druk zoals een weg druk kan zijn tijdens een siësta; dat wil zeggen, niet echt... Na enkele kilometers verlaten we de weg om een alternatieve route naar Tarifa te nemen. We volgen een prachtige betonnen weg, heuvel op en heuvel af. Het valt op dat hier niemand rijdt. Waarom ligt hier zo'n goede weg als niemand hem gebruikt? Nou ja, des te beter voor ons… We fietsen hier op de trainingsroutes van mijn metgezel Andrés. ‘Hier is het heerlijk fietsen, de hellingen zijn niet te zwaar, er is geen verkeer en de natuur omringt je.’ Ik kan hem geen ongelijk geven.
Hoe dichter we bij Andrés' geboortestad Los Barrios komen, hoe zwaarder hij begint te trappen. Stieren zijn niet voor niets de favoriete beesten van Spanjaarden. Andrés legt me uit dat we delen van de EuroVelo route 8 volgen. Zijn Spaanse temperament doet hem soms wat afwijken van die route, maar dat vind ik prima. Hij kent de streek als geen ander en weet de mooiste plekken te vinden.
We drinken een koffie recht tegenover Runbaik in Los Barros, de winkel die ons ook de fietsen verhuurde. Prima fietsen trouwens: Orbea's, een Spaans fietsmerk. Wat anders? Andrés belooft dat het na de koffie wat pittig zal worden. Ik vraag snel even of we beter niet kunnen eten. ‘¿Comer? Para eso todavía es demasiado temprano’, antwoordt Andrés mij. Vertaald: we zijn in Spanje, eten is niet voor op de middag, maar de namiddag. Dan maar stompen met een halflege maag. Ik vergeet de honger meteen als we het nationale park inrijden. De bloemen staan in volle bloei. Andrés heeft niet overdreven. Wat een kleuren, wat een geuren. Wat een pracht.
De man met de hamer…
Terwijl we rustig door het hart van het Natuurpark Los Alcornocales fietsen, worden we omringd door een overvloed aan natuurlijke pracht. De weelderige kurkeikenbossen strekken zich uit zover het oog reikt, met hun majestueuze stammen die naar de hemel reiken en een gevoel van eeuwenoude rust uitstralen. Vergeef me, ik word weer poëtisch… Wat doet deze streek toch met me? Tussen de bomen en struiken fladderen vlinders in alle kleuren van de regenboog. Af en toe kunnen gelukkige fietsers een glimp opvangen van herten die door de bossen dartelen, of zelfs wilde zwijnen die zich in de schaduw van de bomen verschuilen. Elke pedaalslag dompelt me onder in nog meer schoonheid.
Maar dan… Bam! Daar staat hij. En natuurlijk komt hij alleen tevoorschijn tijdens de enige regenbui die ik in deze vier dagen zal hebben. Ik verwachtte hem niet. Maar hij is er. Met zijn hamer. De man. De klap komt vrij onverwachts en is te danken aan die Spaanse gewoonte van laat - en hier in het zuiden heel laat - te eten. Ik had wat eten kunnen meenemen, maar dat was niet nodig volgens Andrés. We zouden eten op de middag. Maar wel op zíjn Spaans middaguur… Ik sleep me voort langs mooie meertjes, een verlaten dorp en vele windmolens. Die windmolens maken me net als Don Quichot gek. Gek, omdat ik denk dat de gieren het al op mij gemunt hebben. Ik zie ze reeds gevaarlijk dicht bij mij in de buurt komen. Maar ik moet door. In dit nationale park is niets. Geen winkel of café, enkel zuivere lucht en schoonheid.
Eindelijk knikt de weg wat naar beneden en laat ik me er graag door meevoeren. We fietsen langs nog meer windmolens. We naderen duidelijk de gouden parel van het zuiden, Tarifa. Dat vertelt de strakke wind ons. De remmen worden dichtgeknepen. ‘We gaan eten!’ roept Ricardo. We laten ons vallen in wat op een wegrestaurant lijkt. Ik zeg: ‘Doe maar, bestel jij maar wat je het beste lijkt.’ En bestel meteen twee halve liters Estrella 0,0. Wat op tafel komt, is ongelofelijk. Foodsharing is hier de gewoonte. Er verschijnen drie verschillende soorten kroketten gevuld, met vlees en groenten. De derde soort is pekzwart, beschreven met de inkt van de inktvis. Er komt vlees, er komen tomaten en natuurlijk de onvermijdelijke jamón op tafel. Vergeet Italië, voor goede en betaalbare eerlijke voeding moet je in Spanje zijn!
Matador met stalen stier
Ik voel de matador weer in me ontwaken. De stalen stier zal getemd worden richting Tarifa! Olé! Makkelijk praten nu, vanaf hier is het zachtjes bergaf tot in Tarifa. Op geasfalteerde paden, waar opnieuw niemand te bespeuren valt. ‘Se venden huevos’, zegt een bordje. De eierverkoop is de enige herinnering dat hier levende zielen rondlopen, voegt Andrés toe. ‘Maak je geen zorgen’, zegt hij, ‘straks in Tarifa zijn er Pi-hippies genoeg.’ ‘Pi wat?’ vraag ik. ‘Pi-Hippies. Een samenvoeging van de termen posh en hippie. Zo noemen de lokale mensen hier de rijken - in hun ogen toch - die hier in hun campers rondhangen als hippies.’
We naderen Tarifa. Mijn hart begint sneller te slaan, hoewel we aan het afdalen zijn. Je voelt de magie van deze plek al van kilometers ver. Eens we het dorp binnenfietsen, voel je dat alles hier inderdaad de Pi-hippiestijl omarmt. Die magie komt door verschillende zaken. Zo komen hier de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan samen en kan je bijna de muezzin horen die de Arabische gebeden zingt. Je ziet letterlijk de dorpen en steden van Marokko liggen. Die Marokkaanse sfeer voel je ook in de straten en pleinen van deze stad. De invloeden van de Moorse en Andalusische cultuur zijn hier sterk voelbaar. Ik weet nu al dat ik morgenochtend spijt zal hebben dat ik dit alles weer moet verlaten.
Dag 3: Van de Middellandse Zee naar de Atlantische Oceaan
- Vertrekpunt: Tarifa (Cádiz)
- Eindpunt: Vejer (Cádiz)
- Afstand: 53 km
- Hoogteverschil: +660 m ( met dank aan Andrés die besloot dichter bij de kust te blijven, deden we er wat minder)
Wat ik vreesde, is bewaarheid. Het doet me pijn deze plek te verlaten. We gaan in de ochtend nog even goedemorgen zeggen aan de Middellandse Zee links van ons en de Atlantische Oceaan rechts van ons. We volgen vandaag een groot deel van de EuroVelo 8 route. De rit van gisteren zit nog wat in mijn benen. Maar ze ebt als snel weg, samen met de pijn van het afscheid van Tarifa. We volgen nog steeds, met de wind op kop, de zee langs de linkerkant. En die zee, die wordt er alleen maar mooier op. Het kleurverschil en het gevoel van de Atlantische Oceaan ten opzichte van de Middellandse Zee is echt opmerkelijk. Het valt moeilijk te beschrijven, maar de twee zeeën zijn anders in alles wat ze zijn en doen. De kleur, de geur, de omstuimigheid. Mijn hart kiest voor deze kant. De azuurblauwe kant, de wilde kant, de koudere kant, waarvan het einde eeuwenlang een mysterie was. Ik zie beelden waarvan ik dacht dat ze in het drukke Europa niet meer bestonden. Verlaten stranden, kleine witte dorpjes. Het fietspad wisselt af van comfort en ondergrond. Op sommige stukken ontbreekt het fietspad gewoon en ben je verplicht om je tussen het verkeer te smijten. Andere stukken hebben perfecte fietspaden, als biljartlakens zo glad en zo groen. Om dan ineens te stoppen, en een eindje verder weer door te gaan… Er wordt druk gewerkt aan een goede fietsinfrastructuur, maar de schoonheid van de omgeving is heilig en dat merk je gelukkig ook.
Vechten tegen de wind
We passeren honderden campers. ‘Pi-hippies!’ roept Andrés, hij kan het niet laten. We zakken af tot aan de Faro de Punta Camarinal, een trotse vuurtoren in de branding. De "Faro de Punta Camarinal" staat gebeeldhouwd op een klif aan de kust van de Straat van Gibraltar. Het zicht is hier spectaculair. Je ziet Afrika van je weg draaien en naar het westen lonkt Amerika. In die richting is de volgende stop de Caraïben. Zo ver gaan we niet, maar we passeren Playa de los Alemanes richting Zahara (uitgesproken ‘Sahara’, de verwarring die deze uitspraak tussen mij en Andrés teweegbracht laat ik achterwege). Koeien lopen hier en daar op het strand, Romeinen lieten hun sporen na. We gaan soms door het zand rijden, kiezen dan weer voor steigerhouten fietspaden, doen een stuk beton, dan weer grind. Het maakt allemaal niet zo veel uit. Hou de zee aan bakboord, de rest wijst zichzelf uit.
We vechten tegen de wind tot in Barbate. Mijn maag grommelt alweer. De namiddaglunch, die opnieuw belachelijk goedkoop en lekker is, wordt hier genuttigd. Daarna klimmen we landinwaarts tot in de prachtige witgekalkte stad Vejer de la Frontera. De laatste klim doet me pijn. Het moeten de zonden zijn, want we overnachten opnieuw in een omgebouwd klooster.
Dag 4: Van liturgische gezangen naar flamenco
- Vertrekpunt: Vejer (Cádiz)
- Bestemming: Cádiz
- Afstand: 62 km
- Hoogteverschil: +240 m
We verkennen 's ochtends eerst even Vejer de la Frontera. We voelen ons direct thuis in dit werelderfgoed, mede dankzij enkele kasseistroken. Ik ben niet verrast door de hoeveelheid toeristen die hier met bussen gedropt worden. Deze stad behoort tot de mooiste van Spanje. De witgekalkte huizen doen pijn aan mijn ogen. Smalle straatjes worden onderbroken door grote kerken. Maar we zijn niet gekomen voor de communie; de heilige graal voor ons is de fiets, zeker als het bergaf gaat. De afdaling is van korte duur. Tot aan de oceaan, die we verder volgen. Vlakker kan het bijna niet. Maar vrees niet, weerstand heb je hier altijd, en vandaag sterker dan gisteren. De wind staat pal en hard op kop. Tot in Cádiz. Andrés voelt de wind onder zijn vleugels blazen en dat geeft hem vrijheid. Hij freewheelt door de duinen, kiest hier en daar een stuk van de voortreffelijk aangelegde fietsroute om dan weer richting de zee te duiken. Ik hou wel van dat anarchistische trekje dat ze hier hebben. Een fietsroute volgen is saai; ze ongeveer volgen en er een eigen invulling aan geven is veel plezanter. Die uitdagende houding tegenover autoriteit is hier historisch gegroeid. We passeren nog vele surfspots en stranden. Meer nog, we gaan soms vlak over het strand. Bij al dat ‘fietsen waar ik wil’-gedoe valt me steeds op hoe vriendelijk mensen hierop reageren. Niemand kijkt raar op, iedereen gaat vriendelijk opzij, je doet maar. ‘Het hoogseizoen is geen tijd voor freewheelers’, garandeert Andrés mij. Dan doe je het beter allemaal wat wettelijk. Hier en daar passeren we een bordje van EuroVelo route acht. Ik kan gerust zijn: we zitten nog op de goede weg. De route zelf is hier helemaal nieuw. Een prachtig opgehoogd fietspad. Men wil hier duidelijk de fietser bekoren en in mijn geval lukt dat ook. We doen een verplichte stop in El Palmar. Verplicht door mezelf, wel te verstaan: deze hippe surfspot vraagt om een café latte en een stuk taart. Hier zijn enkele tientallen surfshops en bars die je meteen je zadelpijn doen vergeten. Hang loose is hier het motto. Het chillen is van korte duur. ‘Kom, we rijden over het strand’, roept Andrés. Ik kijk hem wat verdwaasd aan. ‘Mag dat dan allemaal?’ vraag ik. ‘Kijk eens waar je bent, je bent hier in Tranquil Bay’, lacht onze vrolijke torro. We fietsen op het brede strand een tiental kilometer tot aan Conil de la Frontera. Iedereen op het strand zegt vriendelijk goedendag. Daar gaan we verder zoals het de laatste dagen steeds verliep, met wilde variaties op de EuroVelo route.
Jankende kuiten…
Ter hoogte van Poblado de Sancti Petri beslissen mijn jankende kuiten dat het bijna genoeg is geweest. In de nabijgelegen haven spreken we met de eigenaar van een verhuurbedrijf van enkele kajaks en motorboten. Hij wil ons wel over de lagune zetten. Eigenlijk wil hij iedereen over de lagune zetten. Dat spaart ons een omweg van toch 15 km. Aan de andere kant van het strand volgt een ware zandcross, ook hier wisselt het zand af met steigerhout, dan weer wat opgeblazen zand. Maar ook hier is het rustig en mooi. We zien nu Cádiz liggen in de verte. De kreten komen niet meer van de benen maar komen hier van de prachtige stem van Camarón de la Isla. De man was afkomstig van San Fernando, de stad aan de andere kant van de baai van Cadiz. Luister eens naar de muziek van de ‘kleine garnaal’. In zijn flamenco vind je de essentie van de regio terug: trots, onverzettelijkheid en adembenemende schoonheid. Zijn liederen weerspiegelen niet alleen zijn persoonlijke emoties, maar resoneren ook met de geest van Andalusië zelf.
We doen een laatste inspanning en fietsen naar het schiereiland Cadiz, passeren de nieuwe stad met volle stranden en komen langs de oude stadsomwalling aan in de mooiste verrassing van de hele tocht. We strijken neer op een van de vele terrasjes aan de kathedraal. Dit is een van de oudste continu bewoonde steden van Europa. Ze betovert je met haar eeuwenoude architectuur en levendige straatjes die echoën met de geschiedenis van zowel Romeinen als Moren.
‘El sueño va sobre el tiempo,’ zong Camarón de la Isla, ‘de droom beweegt zich over de tijd.’ Het is tijd om aan deze droom een einde te maken. Ik kan het zelf niet geloven. Ik heb een streek ontdekt die me poetisch maakt. Como el Agua of zoals het water, dat altijd terugkeert, doe ik dat hier ook. Deze plek krijg ik nooit meer van me afgespoeld.