Zo groen is La Palma
Een Canarisch eiland zonder massatoerisme, maar met eindeloos wandel- en fietsplezier in het groen: La Palma wordt niet voor niets la isla verde, het groene eiland, genoemd. Maar ook la isla bonita, het mooie eiland. ‘Vurig eiland’ zou ook nog toepasselijk zijn, want het kleine, maar fijne eiland is nog zéér vulkanisch actief.
- Wandelen
Met elke stap trap ik op mijn adem. Op het hoogste punt van het eiland kijk ik hijgend boven de wolken uit over een speldenprik in de Atlantische Oceaan. Op deze onherbergzame top klauwen vingers van basalt naar de hemel. Ze vormen de Roque de Los Muchachos. Deze jongens staan al eeuwen onbeweeglijk op 2426 m boven de zeespiegel. Ze krijgen vandaag het gezelschap van de overlevenden van de eerste Xtrme Triatlon op La Palma. Na 2 km zwemmen, 49 km fietsen en 9 km lopen – bergop! – besluiten die de ‘zwaarste triatlon van Spanje’.
Er zijn wel aangenamere manieren om de top te bereiken. Pasar neemt je van strand tot bergtop mee op ontdekking door vijf ecozones. Samen klimmen we, net als de triatleten, ‘from the ocean to the stars’.
Ecozone 1: de oceaan
Genieten van het water
Behalve fietsen en wandelen (nee, we gaan niet lopen) moet je op het laagste niveau van het eiland uiteraard eerst genieten van de oceaan. Als je niet tuk bent op het vulkanisch zwarte zandstrand of de soms onstuimige golfslag, kan je een rustige plons nemen in het gratis openbare zwembassin Charco Azul, in kustplaatsje San Andres. Soms slaat een golf van de woest beukende oceaan sensationeel over de rand van het zeewaterbad, maar ik vind het toch leuker in de echte zee.
In de zomer ontvangt La Palma vooral Spaanse toeristen, die aan de subtropische kust de hitte van het vasteland ontvluchten. Duitse wandelaars doen het eiland dan weer in de winter aan. La Palma is hét Canarische wandeleiland, met circa 1000 km goed aangeduide wandelpaden. De laatste jaren vinden ook fietsers hun weg naar het eiland, zowel voor de prima asfaltwegen als de talrijke mountainbiketrails op de flanken van de bergketen die een 50-tal km van noord naar zuid loopt. Op zijn breedst is La Palma slechts 28 km in vogelvlucht. Dat lijkt niet veel, maar er zit wel een door de wolken verborgen berg van bijna 2500 m tussen.
Ecozone 2: de landbouw
Banaantje, iemand?
De vegetatiezone achter de kust is vooral bestemd voor bewoning en landbouw, of beter gezegd bananenbouw: 60 procent van de eilandbewoners is actief in de bananenteelt. En dan is de banaan niet eens een inheemse, maar door de Britten geïntroduceerde plant. Vroeger werd er suikerriet verbouwd, tot die markt instortte bij de introductie van de suikerbiet in Europa. In San Andres staan nog de villa’s van de suikerbaronnen.
Het warme en vochtige klimaat is ideaal voor de veeleisende bananenbomen (200 l water/kg). La isla verde heeft een perfecte waterhuishouding: door de noordoostelijke passaatwinden is er een constante aanvoer van lage bewolking die tussen 500 en 1500 m tegen het vulkanische gebergte van dit eiland botst, dat als een spons het water opneemt. In tegenstelling tot andere Canarische eilanden als Lanzarote, Fuerteventura of Tenerife, die afhankelijk zijn van toerisme, garandeert de landbouw hier een zeker inkomen, weliswaar gesubsidieerd – want met een bergachtig terrein kunnen de eilanders niet op tegen bananenmultinationals (die verkregen dat deze bananen enkel op de binnenlandse markt verkocht mogen worden).
In terrasbouw op 300 tot 600 m worden ook aardappelen en groenten geteeld. La Palma heeft alle mogelijkheden zelfvoorzienend te zijn. Hoewel La Palma een eiland is, is vis minder aanwezig op het menu. Er heerst een vleescultuur, gedomineerd door geitenvlees. Geitenkaas tref je er ook in alle vormen. Ooit waren er meer vissers actief, maar de wateren zijn er te diep om veel vis te vinden. De kleurrijke vissershuisjes zijn er wel nog, in dezelfde kleur als hun boten.
Ik wandel met gids Rob Vanderhaeghe, een Antwerpenaar die hier 16 jaar geleden per toeval verzeilde en nooit meer is weggegaan, een stukje GR 130. Die loopt helemaal rond het eiland, een tocht die je zo’n 7 dagen kost. De flora is hier zeer rijk. Je treft er wijngaarden die een zoete, lichte wijn voortbrengen, geïmporteerde kastanjes en amandelbomen. Bij het kleurrijke Barlovento (of ‘de loefwind’), het meest noordelijke plaatsje, springen de drakenbloedbomen in het oog: hoge, broccolivormige bomen die onaards aandoen, of prehistorisch – al is het vulkanische eiland nog erg jong. De soort sterft stilaan uit, er groeien amper nog nieuwe loten. De soms 500 jaar oude bomen laten zich ook niet verplaatsen. Stugge eilanders...
De meeste zon vind je echter aan de westkant van het eiland. En een verbijsterend uitzicht. Op de Mirador del Time kijk ik uit richting het zuiden van het eiland. Het resultaat van een vulkaanuitbarsting in het najaar van 2021 is duidelijk zichtbaar: een zwartgeblakerde strook van 3,5 km breed en 6,2 km lang loopt van de nog rokende, ingestorte vulkaankegel naar de oceaan, over 3000 verwoeste gebouwen heen.
Wandelen kan je hier op de GR 131, de Ruta de los Vulcanos, vanaf het midden van de westkust naar het zuiden. Wij maken een mountainbiketocht door de omgeving. We starten aan het bezoekerscentrum van het Nationaal Park Caldera de Tarburiete bij El Paso. Onze Duitse gids Philip zegt dat hier mountainbiken mogelijk is op alle niveaus, van licht tot zwaar. We hebben het gezelschap van een voormalige Zuid-Tiroolse prof mountainbiken, dus we volgen een uitdagend parcours door de bossen en op de open hellingen naar de westkust. Grenzen worden verlegd!
Ecozone3: gemengd bos
Groen, groener, groenst
Staatkundig is La Palma Europees, mentaal Latijns-Amerikaans (met veel geïmmigreerde Cubanen en Venezolanen), maar geografisch Afrikaans, en dus tropisch. Vooral in de jungle van het laurisilva, op de oostzijde van de vulkaanketen.
Over de Brug van de Verdwenen Zorgen (80 m boven een kloof) tussen Puntallana en Los Sauces beginnen we aan een wandeling op de Cubo de la Galga. Het altijd groene laurierbos van La Palma is een oerbos, zoals dat ook in Noord-Afrika bestond voor de ijstijden. Het is een etnobotanisch museum, waar soorten in hun oorspronkelijke vorm bewaard bleven, zoals de Canarische paardenbloem: hier eerder een boompje dan een bloem. We zien reuzenvarens en babyvarens die zich verstoppen tussen giftig klimop. Tussen de lianen en diepe kloven lijkt elk moment een dino tevoorschijn te kunnen komen.
Ecozone 4: de pijnbomen
Survivors van het vuur
Als het weelderige bos plaats maakt voor open plekken en hoge pijnbomen, weten we dat we in het vierde ecosysteem van het eiland beland zijn. Tot 2000 m, boven het wolkendek, is het aan de survivors.
Vooral tussen mei en oktober slaat de droogte hier toe. Heel wat pijnbomen vertonen sporen van brand. De Canarische pijnboom is een beschermde boomsoort met een dikke schors, bestaande uit geperste lagen. Die maken de schors luchtdicht, zodat het vuur geen kans krijgt. Hitte tot 400 °C kunnen ze weerstaan. In 1996 had het gebied toch te lijden onder zware bosbranden. Sindsdien zijn overal brandwegen aangelegd en sproeiers geïnstalleerd.
Ecozone 5: de sterren
Hemels aan de top
Naarmate het landschap spectaculairder wordt, verschraalt het. Enkel wat struiken zijn nog zichtbaar. Maar ook de opvallende ‘juwelentorens’: de Echium wildpretii of tajinaste rojo is een soort slangenkruid. De tweejarige planten kunnen tot 3 m hoog worden en staan in het voorjaar vol prachtige roze bloemetjes, die duizenden hommels aantrekken. Ze kunnen temperatuurschommelingen aan van de zomer (40 °C) tot de winter (-20 °C). Helaas vallen ze vandaag vooral ten prooi van door jagers uitgezette wilde geiten.
Rond de Caldera de Taburiente, een gigantische erosiekrater, loopt een 16 km lang wandelpad. Geen ongevaarlijk terrein: bij regenweer kunnen hier flash floods voorkomen en er is altijd gevaar voor steenslag, want het is nog een jong landschap, amper 2 miljoen jaar oud. De basaltzuilen, zoals de Muchachos, zijn resten van vulkaanschoorstenen. Ze kregen hun naam van de overgangsriten die hier ooit uitgevoerd werden voor de jongens van de Guanches, de oorspronkelijke bewoners van het eiland, een aan de Berbers verwant volk en uiteraard uitgeroeid door de Spaanse conquistadores. Het laatste van 14 Guanchekoninkrijken hield stand in deze voor de Spanjaarden ontoegankelijke caldera. Tot koning Tanausü eruit gelokt werd met een list. Vandaag geeft hij zijn naam in El Paso aan een rotskam waarin een trots profiel te herkennen is, met de blik op de hemel.
We genieten van het uitzicht over het eiland en de eilanden in de omgeving: La Gomera, El Hierro en op 78 km Tenerife, waar de nog niet weggeërodeerde Teide – met zijn 3718 m de hoogste berg van Spanje – ooit een tweeling was van de vulkaan op La Palma.
Terwijl de triatleten, na zo’n zes uur zwoegen, de top bereiken, neem ik een kijkje in het grootste astrofysische centrum van het noordelijk halfrond: de reden voor de goede toegangsweg naar de bergtop. Tussen de talrijke telescopen besluit ik mijn bezoek aan La Palma met een kijkje in het splinternieuwe bezoekerscentrum, met knappe interactieve info over de telescopen en waar ze naar speuren in de kosmos. Astrotoerisme kunnen we dus ook toevoegen aan de troeven van La Palma.
Voer voor sterrenkijkers
- De omgeving van de Caldera de Taburiente is ideaal voor sterrenkijkers: op het hoogste punt van La Palma is de hemel 300 dagen per jaar open en dankzij de passaatwinden is er geen atmosferische turbulentie. Om totale duisternis te verzekeren is er op het eiland zelfs een verbod op naar boven gerichte verlichting.
- In het Observatorio del Roque de los Muchachos (ORM) staan dan ook flink wat telescopen bij elkaar. De GranTeCan (Gran Telescopio Canarias) was bij zijn opening in 2009 de grootste optische telescoop ter wereld (10,4 m doorsnede). Ook Italianen, Duitsers, Britten, Amerikanen én Belgen (telescoop Mercator, 1,2 m) hebben er hun eigen telescopen, voor diverse doelen: ze bestuderen de zon, andere sterren en zwarte gaten, naast wat militaire spionage.
- Bezoek aan het ORM moet je boeken via de Starlight Foundation. Het wordt aangeraden om je eerst wat te informeren over het observatorium en astrofysica in het nieuwe en aantrekkelijke bezoekerscentrum.
lapalmacentrosturisticos.com/en/centros/centro-de-visitantes-roque-de-los-muchachos
5 x Santa Cruz
1. De hoofdstad van La Palma is niet de grootste stad (dat is Los Llanos, aan de westkant), maar wel de eerste: vanuit het oosten kwamen de Spanjaarden in de 15de eeuw het eiland veroveren, en dit was hun uitvalsbasis.
2. De stad ligt aan de voet van een enorme, hoefijzervormige hydromagmatische krater: 1,2 miljoen jaar geleden explodeerde de oostwand van de vulkaan, wat een diepe haven achterliet, waar nu ook cruiseschepen aanmeren.
3. Als je de centrale winkelwandelstraat volgt kom je via een trapeziumvormig stadsplein aan een 17de-eeuws fort, dat piraten moest weghouden. Santa Cruz was samen met Sevilla en Antwerpen een van de belangrijkste havens van West-Europa.
4. Je leert daar alles over in een marinemuseum in de vorm van de Santa Maria, het vlaggenschip van Columbus, die van hier de sprong naar Amerika maakte, in het jaar dat het eiland officieel in Spaanse handen kwam.
5. Kenmerkend zijn de typische houten balkons – vaak twee boven elkaar – aan de huisjes langs de zeeboulevard: eigenlijk vormden zij de achterkant van de huizen, die hun voorgevel aan stadskant hadden.
5. In de pittoreske straatjes en pleinen vind je er soms genoemd naar Vlaamse handelaars, die de stad mee groot maakten: Vandewalle, Vandale…