Mee met de zee in Norfolk
Met een respectabele 2.795 mijl (4.500 kilometer) wordt het English Coast Path een van de langste trails van de wereld. Het wandelpad wordt voltooid tegen 2020. Reporter Frederic Eelbode en fotograaf Michaël Dehaspe proeven alvast even voor met een bescheiden 56,5 kilometer in Noord-Norfolk.
- Wandelen
De Engelsen zijn eilandbewoners. Nergens wonen ze verder dan 121 kilometer van de zee. De kust maakt een onmiskenbaar deel uit van de Engelse geschiedenis en cultuur. Je kan ze leren kennen via indrukwekkende landschappen, oude vissersdorpjes en kosmopolitische steden. En hoe kan dat beter dan te voet, off the beaten track…
Wij kiezen voor een stukje Coast Path in Noord-Norfolk, een populaire vakantieregio bij de Britten, maar met een ongerepte natuur. We starten en eindigen met een klif. Daartussenin varen we naar de grootste kolonie zeehonden van Groot-Brittannië, doorkruisen een magnifiek landgoed en houden halt voor een portie fish-and-chips.
Over kliffen en door kiezels
Een dieseltreintje brengt ons tot Sheringham. Ook al is het populaire badplaatsje niet groot, voor ons ligt een tweede treinstation. Daar vertrekken de stoomtreinen. Wij laten het spoor voor wat het is en trekken onze wandelschoenen aan. We lopen door een gezellig drukke straat vol tearooms, coffeeshops en winkeltjes waar je speelgoed en andere vakantiespullen kan kopen. Het is licht mistig weer en dat zorgt voor een onwezenlijke sfeer met vijftig tinten grijs, zeker op de dijk en aan het strand.
Volgens de dame van de toeristische dienst heb je niet echt een wandelkaart nodig. ‘De weg wijst zichzelf uit. Volg gewoon de kustlijn’, klinkt haar no-nonsense-uitleg. Dat gaat al een eerste keer fout als we moeten kiezen tussen de dijk en een wandelpad dat naar omhoog leidt. Gelukkig hebben we een wandel-gps bij ons. Die komt ons ook later nog van pas. Om maar te zeggen dat een geoefend wandelaar zich een kaart aanschaft. Altijd. Je weet maar nooit.
Terwijl de stoomtrein met een paar stevige fluitsignalen laat weten dat hij vertrekt, klimmen wij zachtjes een klif omhoog. Een lange rookpluim verdwijnt in de nevel boven het dorp. Naast ons slaan sportievelingen een balletje op de lokale golfcourt. Aan de andere kant zien we het kiezelstrand vervaarlijk diep onder ons liggen. In de verte bespeuren we de eerste van verschillende windmolens die we onderweg tegenkomen.
Relicten uit de Tweede Wereldoorlog
We naderen Weybourne. Bij een van de vier huizen die vlak bij de zee, in the middle of nowhere, zijn gebouwd, wappert een piratenvlag en blaft een verlepte hond. We zijn ondertussen weer tot zeeniveau gezakt en zetten onze wandeling voort tussen strand en weiland. Her en der zien we bunkers, relicten uit de Tweede Wereldoorlog. Een stukje verder wandelen we langs een militair domein waar kanonnen richting vasteland staan opgesteld. Op het belendende terrein huist de Muckleburgh Military Collection. De bezoekers rijden er rond met vintage legervoertuigen.
Terwijl de mist verdwijnt en een donker wolkendek over de kust komt te hangen, vallen een paar regendruppels uit de hemel, maar daar blijft het gelukkig bij. Ondertussen horen we de zee klotsen tegen de gigantische kiezelwal die het water scheidt van het achterliggende marshland - ruige, moerassige weilanden. De barrière kwam er na de noodlottige watersnood van 1953, die in Engeland 307 doden maakte. Na enkele kilometers kunnen we de zee weer zien liggen, maar de kiezels blijven. Ze maken het stappen behoorlijk lastig. En ze maken een aanhoudend knerpend geluid. Stap na stap na stap.
Als we de kustlijn uiteindelijk verlaten en bij Cley-next-the-Sea landwaarts afdraaien, hebben we flink genoeg van die pebbles. Al zien we ze al snel terug. Niet op het pad, maar op de gevels. In dit deel van Engeland versieren ze hun huizen en gebouwen met de afgeronde kiezels. Tot hun kerken toe. En die is flink uit de kiezels, euh kluiten, gewassen. Cley was ooit een rijke havenstad waar de Engelse wol voor de Vlaamse lakennijverheid vertrok.
Onze eindbestemming van de dag is Blakeney, misschien wel het mooiste dorpje van de hele kust van Noord-Norfolk. Een pittoreske plek waar je enkele maanden zou willen blijven om een roman te schrijven. Ook dit was ooit een bloeiende havenstad van waaruit vis, graan en zout werden verscheept. Een heerlijke plek om te overnachten, maar eerst bestellen we in de dorpspub een pint goudgele ale en de lokale delicatesse: krab.
Op wadden en door een landgoed
Na een stevig full English breakfast vertrekken we met volle goesting. De zon laat zich in al haar glorie zien, geen wolkje aan de lucht. Onze eerste etappe loopt langs een natuurlijke havengeul die Blakeney met de open zee verbindt. Het pad slingert zich door salt marshes, kwelders in het Nederlands. Na een halfuur stappen bereiken we Morston Quay. Het is vloed en dat is het goede ogenblik om in te schepen op een bootje dat ons voorbij Blakeney Point brengt. We maken er kennis met de grootste kolonie zeehonden van Engeland.
Onze schipper heet Jason. Hij draagt beenlange gummilaarzen, je weet maar nooit dat onze schuit op een zandbank blijft steken. Of dat we niet op tijd terug zijn. Deze boottocht kan je alleen bij hoogtij maken. ‘Het is een mooi jaargetijde om hier op bezoek te komen’, vindt Jason. ‘In april zie je de laatste rotganzen. In deze periode vertrekken ze terug naar Rusland. Ze maken plaats voor verschillende soorten sternen, die keren in de zomer terug uit West-Afrika.’ Ondertussen lijkt de havengeul een bont mijnenveld. ‘Het seizoen van de toeristenbootjes komt geleidelijk weer op gang. In de winter liggen de meeste boeien er werkloos bij.’
Op de duinen van Blakeney Point staat een voormalig boothuis van de Engelse reddingsdienst. ‘De loop van het kanaal heeft zich sinds de negentiende eeuw verlegd waardoor het ver van de open zee kwam te liggen. De erfgoedorganisatie National Trust maakte er een informatiecentrum van. Je kan het te voet bereiken, maar dan moet je goed oppassen dat je niet per ongeluk op een nest broedvogels stapt. Bovendien is het grind erg wak en dat is lastig lopen. Beter met de boot dus’, knipoogt Jason.
Genoeg over vogels, bij de volgende zandbank spot onze schipper de eerste zeehonden. Ze liggen rustig te zonnen. Hier leven twee soorten: gewone zeehonden en grijze zeehonden, kegelrobben. Ze brengen 90 procent van hun tijd op het land door. Als wij naderen, spartelen de meeste dieren snel het water in. Hun kopjes steken uit het water en ze staren ons aan. Of is het omgekeerd?
Net als zijn vader en grootvader vaart Jason toeristen naar de zeehonden. Hij weet er zowat alles over. Dat ze tot Schotland, Nederland en Denemarken kunnen zwemmen, bijvoorbeeld. Of dat de mannetjes elk jaar tot zes vrouwtjes bezwangeren. ‘Dat lijkt leuk, maar beeld je eens in dat je ook zes schoonmoeders hebt…’ Genoeg gegrapt, het tij keert en het is tijd om terug te keren naar de aanlegsteiger. Bij onze aankomst is het water zeker drie meter gezakt.
Natuurlijke grasmachines
We verlaten de boot en zetten onze tocht voort. De zee bespeuren we de hele ochtend slechts enkele honderden meters verderop aan de einder. Aan onze linkerkant liggen weilanden, velden en af en toe wat bosjes. Aan onze rechterkant zien we drassige kwelders, wadden en andere moerasgronden. Dit is een paradijs voor vogels. Zij verwennen ons met een luid symfonisch concert van tsjilpers, tsjirpers, gakkers, kwetteraars, snateraars, kirrers, krijsers, kolderaars, ... Met een verrekijker kunnen we onze muzikanten in volle glorie bewonderen. Een paar waterdichte stapschoenen of laarzen zijn hier geen overbodige luxe. Het pad is bij momenten drassig, zelfs bij droog weer.
Na elf kilometer komen we aan in Wells-next-the-Sea, al is Wells-not-so-next-the-Sea correcter. Het strand en de open zee liggen ruim anderhalve kilometer verderop. Tot de zestiende eeuw was dit een van de belangrijkste havens van Oost-Engeland naar de Nederlanden, maar toen verzandde de haven. Er rest een vissershaven met een levendige kaai vol fish-and-chipsstalletjes. De portie friet met gepaneerde kabeljauw smaakt, want de gezonde, zilte zeelucht deed onze magen behoorlijk knorren.
Na de lunch laten we het Coast Path links liggen en wandelen door de commerciële, ietwat ouderwetse Staithe Street richting Holkham. Na een kort stukje op de openbare weg zwaaien we een ijzeren hek open en lopen voorbij een conciërgerie een loofbos in. Hiermee zijn we aangekomen op het landgoed van de graaf van Leicester. Twintig minuten later stappen we over een rooster en loopt het pad door een gigantische weide. Ze wordt bevolkt door schapen met hun jonge lammeren. Het zijn de natuurlijke grasmachines van de graaf, zeg maar. Her en daar staan prachtige, solitaire bomen.
Pronkzuchtig maar huiselijk
Tot slot bereiken we het stekje van de edelman: Holkham Hall. Het is een massief, zandkleurig gebouw in palladiaanse stijl, met een kille uitstraling. Om het kasteel te betreden lopen we omzichtig langs een veld kiezels heen – het eindeloze geknerp van daags voordien zit nog vers in het geheugen. We gaan binnen door een belachelijk klein deurtje en via een weinig opzichtige vestibule bereiken we de marble hall. Die kan je het beste vergelijken met een reusachtige antieke tempel. De vleugelpiano verdwijnt er haast in het niets.
Dit huis is duidelijk gebouwd om indruk te maken. ‘Het moest de enorme kunstcollectie van de eerste graaf huisvesten’, vertelt Kevin, een van de room stewards die in elke ruimte uitleg geven. ‘Het interieur bleef grotendeels bewaard, net als de Brusselse wandtapijten en schilderijen van onder meer Van Dyck, Rubens en Gainsborough.’
Hoe pronkzuchtig de meeste kamers ook zijn, ze stralen tegelijk een knusse huiselijkheid uit. ‘Dat komt omdat de familie ze bijna allemaal nog gebruikt. Zo liet de vorige graaf deze nieuwe badkamer installeren bij de Red Parrot Room.’ In de Long Library, de zitkamer, voelen we ons haast voyeurs. Het lijkt alsof de graaf zo binnen kan lopen om zijn krant te lezen. En wat verderop ontmoeten we zowaar zijn broer – in jeans en polo – terwijl hij de lijst van een schilderij opschuurt. ‘Hij is een professionele restaurateur en neemt momenteel de kapel onder handen’, verduidelijkt Kevin.
Na een kop thee met een scone op de binnenplaats van de stallen bezoeken we Field to Fork, de gloednieuwe interactieve expositieruimte die het verhaal vertelt van het uitgestrekte landgoed, vroeger en nu. Van de uitvinding van de bolhoed tot biomassacentrales om duurzaam te stoken. Daarna gaat onze wandeling voort. We doorkruisen de kasteeltuin annex hertenpark en houden halt bij de Walled Garden, een ommuurde sier- en groentetuin. Even later bereiken we een oude spoorwegberm en die brengt ons in rechte lijn tot Burnham Market, een postkaartdorpje met historische huizen rond een dries.
In de duinen en voorbij de laatste klif
In Thornham sluiten we weer aan op het Norfolk Coast Path. Meteen krijgen we een heel ander landschap onder de voeten. Een aardeweggetje door de wadden gaat al snel over in houten vlonders en tot slot in een pad door de duinen van het Holme Dunes National Nature Reserve, ook weer een vogelparadijs. Je kan de dieren gemakkelijk observeren vanuit een naaldbosje. Er zouden ook pony’s in het reservaat grazen, maar die laten zich die ochtend niet zien. Als we enkele kilometers verder de duinen inwisselen voor een met schelpen bezaaid strand, komen we andere viervoeters tegen. Ruiters draven over het zand. En ook het aantal wandelaars – hebben alle Engelsen een hond? – neemt fel toe.
Het wandelen gaat weer wat trager in de mulle ondergrond, maar toch een pak beter dan in de kiezels van dag één. We lijken trouwens de omgekeerde beweging te maken. We passeren weer een golfterrein en in de verte gaan we een klif tegemoet. Onze laatste klif. Onze hike eindigt in Hunstanton, een populaire badplaats met dito woonblokken, niet versierd met pebbles, maar in een grauwe steen. Veel redenen om in het zwaarbewolkte Hunstanton te blijven vinden we niet. We nemen de bus naar de oude havenstad King’s Lynn, en houden onderweg halt om Sandringham House te bezoeken, het buitenverblijf van de Queen aan de kust van Noord-Norfolk.
The King’s Arms
Westgate Street, Blakeney -
Traditionele pub waar zowel locals als toeristen zich thuisvoelen. Specialiteit: sea food.
Fisherman’s Yard
Quayside, Wells-next-the-Sea - plattensfishandchips.co.uk
Een kleintje fish-and-chips kost 4,8 pond, voor een sausje betaal je 80 pence. Een kopje thee is in de prijs inbegrepen.
The White Horse
High Street 4, Blakeney - www.whitehorseblakeney.co.uk
Karaktervol kusthotel met negen kamers. Fine dining is mogelijk in de pub/restaurant van het hotel. Vanaf € 114 per nacht per persoon, met ontbijt.
The Nelson Country Inn
Creake Road, Burnham Market -
Familiehotel bij de dorpspub. Vanaf € 162 per nacht voor twee, met ontbijt.
Noord-Norfolk ligt in het oosten van Engeland waar het beduidend minder regent dan aan de westkust. Tijdens onze driedaagse hike vielen maar enkele druppeltjes. Kamperen is dus een prima optie. De streek biedt een brede waaier aan mogelijkheden. Je vindt er 26 campings dicht bij het strand.
Beeston Regis Caravan & Camping Park
Deze camping is schitterend gelegen op de kliffen tussen Sheringham en Cromer. Een steil pad brengt je naar het strand en het Norfolk Coast Path.
Cromer Road, West Runton, Cromer - www.beestonregis.co.uk
Pinewoods Holiday Park
Dit populaire en bijzonder uitgestrekte vakantiepark ligt vlak bij het strand, de duinen en het bos. Je kan er een eigen gekleurde strandcabine huren. Een minitreintje brengt je elke twintig minuten van en naar het centrum van Wells-next-the-Sea.
Beach Road, Wells-next-the-Sea - www.pinewoods.co.uk
Deer’s Glade Caravan & Camping Park
Deze vijfsterrencamping is het hele jaar open. Ze ligt in een open veld tussen eiken- en sparrenbossen. Met een beetje geluk spot je herten vanuit je tent of caravan, vandaar de naam. De camping heeft een eigen visvijver en is bijzonder goed uitgerust. Je kan er fietsen en vissersuitrusting huren.
White Post Road, Hanworth - www.deersglade.co.uk
Norfolk Coast Path
bit.ly/kustpadnorfolk
De langeafstandswandelweg is meestal goed aangeduid met houten bordjes met een eikel als symbool. Noemenswaardige hoogteverschillen zijn er amper. Neem stevige, waterdichte schoenen mee, want de ondergrond kan drassig zijn. In elk dorp kan je ook luswandelingen maken of terugkeren met de Coasthopper. Er bestaan specifieke wandelkaarten en -gidsen die je bij de toeristische dienst of online kan aanschaffen.
Varen langs een zeehondenkolonie
Morston Quay, Morston - www.beansboattrips.co.uk
Scheep bij hoogtij in op een open boot die je via een natuurlijke havengeul tot voorbij Blakeney Point brengt. Daar spot je zeehonden die zonnen op een zandbank of jou vanuit het water aanstaren.
Field to Fork
Holkham Road, Holkham -
Een interactieve tentoonstelling waarin je alles te weten komt over het runnen van een gigantisch landgoed. Je leert onder meer waarom de bolhoed in Holkham is uitgevonden.