IJsland: 10 tips

12 minuten leestijd

IJsland, dat ruige, bizarre en tegelijk wonderlijke stukje van het Hoge Noorden trekt elk jaar meer nieuwsgierigen aan. Voor Pasar-reporter Erik Van de Perre is het zijn tweede thuis, al drieeëntwintig jaar lang trekt hij meermaals per jaar naar het rijk van warmwaterbronnen en trollen. Hij weet precies waar je niet over de toeristenhoofden loopt en geeft je graag nog wat eigenaardige plaatselijke gewoontes mee. Al eens rotte haai geproefd?

reportage
  • Uitstappen en vakanties

‘IJsland? Wat moet je daar nu, kerel?’, vroeg een vriend. ‘Hebben ze daar niet het hoogste aantal zelfmoorden?’, deed een ander er nog een schepje bovenop. Dat was in mei 1993, luttele weken voordat ik in Denemarken de veerboot zou nemen. Bestemming: Seydisfjördur aan de IJslandse oostkust.

Het was een reis in het ongewisse. Er waren amper wegen en ook hotels waren dun gezaaid. Ik sliep vaak in scholen, op matrassen in de turnzaal. En in het melkachtige water van de Blauwe Lagune spartelde hooguit een handvol badgasten. Maar ik was meteen verknocht aan dit ruige eiland en zou er voortaan bijna elk jaar terugkeren. Soms voor een week, vaak voor een paar maanden en tussendoor zelfs voor een periode van vier jaar. We zijn 2016 en ondertussen heb ik een half dozijn boeken over het land geschreven.

 

Het IJsland waar ik jaren terug verliefd op werd, is er nog, maar je moet er goed naar zoeken.

In de loop van de jaren zag ik het land ook veranderen. Het geothermische bad van de Blauwe Lagune is inmiddels uitgegroeid tot een topattractie met modernste faciliteiten, goed voor 766.000 bezoekers per jaar. Zonder reservatie kom je er zelfs niet in.

In 2017 opent alweer een nieuwe vleugel, typisch voor het huidige IJsland waar het steeds grootser, bombastischer en spectaculairder moet. Zo kan je nu met een lift in een vulkaanpijp afdalen, via een in het ijs geboorde tunnel in een gletsjer rondwandelen of met een superjeep het eiland verkennen.

Bij de klassieke trekpleisters zoals de geisers, de waterval Gullfoss of de ijsbergen van Jökulsárlón heerst een gedrum van jewelste. IJsland is hot. En het vroegere IJsland? Het pure, ruige en ongewone eiland dat mij nauw aan het hart ligt? Het bestaat nog, al moet je er soms wel wat naar op zoek.

1. Ingólfshöfdi: Met de tractor naar de vogels

Tweehonderd kilometer verder naar het oosten ligt het gehucht Hofsnes. Toen het boerenbedrijf steeds minder opleverde, zette Sigurdur Bjarnason er een punt achter en besloot zijn hooiwagen voortaan met toeristen te vullen. En met succes! Sinds 1991 organiseert Öaefaferdir excursies naar het vogeleiland Ingólfshöfdi.

Na een avontuurlijke rit door de nauwe doortochten van het wad neemt Aron, de kleinzoon van Sigurdur, me mee voor een wandeling naar de vogelkolonie. Vanaf het grasplateau zweeft het oog over de zwarte zandvlakte aan de voet van de Öraefajökull. ‘Ooit was dit vruchtbaar weideland’, vertelt Aron, ‘tot de vulkaan in 1362 alles verwoestte.’

Zijn waarschuwing ‘Let op voor de grote jager’ komt net te laat. Rakelings scheert een van de bruine roofmeeuwen langs mijn hoofd. De boodschap is niet mis te verstaan: wie in de buurt van mijn nest komt, maakt kennis met mijn snavel! Verderop hokken papegaaiduikers vredig voor hun nestholten in het gras, sommigen met een paar zandspieringen in hun snavel. ‘Af en toe zie je op zee zelfs walvissen’, zegt Aron.

2. Vestmannaeyjar: Pompeï van het Noorden

Leven op een vulkaan houdt risico’s in. Dat ondervonden ze ook op Heimaey, het enige bewoonde eiland van de Vestmannaeyjar, een archipel voor de zuidkust.

De nabije visgronden brachten welstand, over de uitgedoofde vulkaanstompen maakte niemand zich zorgen. Ten onrechte. Op een koude winternacht in januari 1973 scheurde aan de rand van de stad Vestmannaeyjar de grond open en schoten roodgloeiende lavafonteinen
de lucht in.

 

Veel eilanders die have en goed verloren hadden, keerden nooit meer terug naar de stad.

Huizen, straten en visfabrieken werden onder lava en as bedolven. Een derde van de stad zou voor altijd verdwijnen. De bevolking kon worden geëvacueerd omdat de vissersvloot door het slechte weer binnen was gebleven. Velen die have en goed verloren hadden, zouden nooit
terugkeren. De meeste eilanders sloten intussen vrede met de nieuwe vulkaankegel Eldfell, die kan worden verkend via een fraai pad. Naar het voorbeeld van Pompeï werden zelfs een paar door de as bedekte huizen blootgelegd.

De vindplaats vormt het hart van het gloednieuwe bezoekerscentrum Eldheimar (vuurwereld), dat met een boeiende multimediale expositie een beeld tekent van de uitbarsting en de impact op de bevolking. Een zaal is ook gewijd aan de geboorte van Surtsey, een ander eiland van de archipel dat in 1963 bij een onderzeese vulkaanuitbarsting ontstond.

3. Fimmvörduháls: Wandelen over verse lava

De eruptie van die andere Zuid-IJslandse vulkaan staat bij velen in het geheugen gegrift: in 2010 stuurde de aswolk van de Eyjafjallajökull immers het luchtverkeer in grote delen van Europa in de war. De uitbarsting veranderde ook het karakter van een van de bekendste wandelroutes van het eiland: de oversteek van de bergpas Fimmvörduháls is sindsdien nóg boeiender.

Maak de tocht bij voorkeur vanuit het dorpje Skógar: de klim is langer, maar minder steil en voert langs de kloof van de rivier Skógá die een eindeloze reeks schitterende watervallen uit haar mouw schudt. Op de pas kan je overnachten (raadzaam) in twee berghutten: Baldvinsskáli (organisatie Útivist) en Fimmvörduskáli (organisatie FÍ).

De tweede etappe gaat door een surrealistisch vulkaanlandschap met pikzwarte lava, rode kraters en dampende bronnen die waterstofsulfide, zwaveldampen en zwavelzuur uitspuwen en die schril contrasteren met de gletsjers van de Mýrdalsjökull en de Eyjafjallajökull. Een lange, pittige afdaling (hier en daar met kabels beveiligd) brengt je naar de hut van Básar (Útivist) in de vallei van Thórsmörk. Je kan het 25 kilometer lange traject ook in één dag lopen maar dat is best lang.

  • www.south.is
  • Overnachten: www.utivist.is en www.fi.is. Reserveren noodzakelijk!
  • Transport: wij lieten de auto achter op de camping in Hella, namen de bus naar Skógar en keerden van Thórsmörk met de bus terug. www.re.is

4. IJslands Fallusmuseum: Penissen bij de vleet

De ene verzamelt postzegels, de andere munten, en Sigurdur Hjartarson… penissen. In het IJslandse Fallusmuseum, aan de Laugavegur, de hoofdwinkelstraat van Reykjavík, vergaapt de verbaasde bezoeker zich aan de edele delen van de IJslandse fauna: van het minuscule piemeltje van de veldmuis tot het 170 centimeter lange en 75 kilo zware geslacht van de potvis.

Zo’n 280 stuks bungelen van het plafond naar beneden, vullen glazen potten en tooien de muren alsof het jachttrofeeën zijn. Het eerste exemplaar kreeg de latere leraar als jongeman op een boerderij. Het was een bullenpees, een zweep vervaardigd uit de gedroogde penis van een stier (bul), toen een alledaags gebruiksvoorwerp op het vulkaaneiland. Later schonk een vriend die op een walvisstation werkte hem het forse lid van een walvis. En stilaan rijpte het idee om een museum op te richten. Een museum geheel gewijd aan de fallussen van de IJslandse zoogdieren.

De collectie groeide snel: piemels van vinvissen en dolfijnen, poolvossen en ijsberen vonden steevast hun weg naar potten en flessen. Alleen de bokaal met het label Homo sapiens bleef leeg. Jarenlang. Een vrijwilliger was snel gevonden maar helaas beschikte de man - Páll Arason, een IJslandse boer geboren in 1915 - over een ijzersterk gestel. Sigurdur ging na vele jaren met pensioen, zoon Hjörtur Gísli nam het roer over en het glas… bleef leeg. Doch bij mijn laatste bezoek, in 2011, glunderde hij. Een kort knikje richting de keurig gesorteerde glazen potten en ik begreep.

5. Jökulsárgljúfur: de Grand Canyon van IJsland

Amerika heeft de Grand Canyon en de Niagara, IJsland de kloof Jökulsárgljúfur en Dettifoss. Deze 45 meter hoge en 100 meter brede waterval vormt het uitgangspunt van een schitterende tweedaagse wandeling langs een 25 kilometer lange kloof. Bij de eerste etappe staan de geweldige watervallen centraal en kan je aanvankelijk kiezen uit twee trajecten: naast de rode route (middelzwaar) is er een pittige zwarte (ruig terrein), die vlak langs de waterval Hafragilsfoss leidt.

Op weg naar Vesturdalur moet je in elk geval een ijskoude beek met zanderige bodem doorwaden. De tweede etappe voert vanuit Vesturdalur langs een reeks bizarre, geërodeerde basaltrotsen en kleurrijke vulkaankegels en eindigt in Ásbyrgi, een geweldige hoefijzervormige canyon.

  • www.vjp.is
  • Overnachten: kamperen bij Dettifoss (basic), Vesturdalur (leuk), Ásbyrgi (comfortabel).
  • Transport: wij namen de bus van Ásbyrgi naar Dettifoss, dropten rugzakken en tenten in Vesturdalur (camping) en stuurden alles vandaar de volgende ochtend (info bij de rangers) terug. www.sba.is

6. Látrabjarg: Zeevogels en schipbreuken

Veel reizigers laten de Westfjorden, het schiereiland in het noordwesten dat als een klauw naar Groenland lijkt te grijpen, links liggen. En missen dan helaas Látrabjarg. De veertien kilometer lange rotskust die tot 441 meter loodrecht uit de zee oprijst, herbergt een van de grootste vogelbergen ter wereld. Elk jaar nesten er miljoenen papegaaiduikers, zeekoeten, alken, drieteenmeeuwen en andere zeevogels. Vroeger daalden lokale boeren en vissers met behulp van touwen in de kliffen af om eieren te verzamelen of vogels te vangen. Een vaardigheid die hen ook van pas kwam bij de berging van de bemanning van de Britse vissersboot Dhoon die op 12 december 1947 strandde.

Toen een Britse filmploeg de redding het jaar daarop wou filmen, liep toevallig net in de nabije Patreksfjördur een tweede vissersboot op de kliffen. De vissers deden hun reddingsactie nog eens dunnetjes over en de redding werd live gefilmd. De aangrijpende zwart-witfilm is een van de hoogtepunten van het streekmuseum in het nabije gehucht Hnjótur.

7. Húsavík: hoofdstad van de walvissen

Nog beter staan de kansen op een ontmoeting met de enorme zeezoogdieren in het Noord-IJslandse Húsavík, de hoofdstad van het whale watching. In de vroege ochtend steek ik met de Faldur, een omgebouwde walvisvaarder, in zee. De hemel is strak blauw, de zee spiegelglad. Ideale omstandigheden voor een walvistocht. Vastberaden stevent kapitein Pétur Olgeirsson op het midden van de baai af. Daar wemelt het van de zeevogels. En waar de vogels een rijk gevulde dis vinden, zijn de walvissen niet veraf.

Weldra een schreeuw: ‘Dolfijnen op drie uur!’ Gemakshalve wordt de boot als een uurwerk gezien. Wat verderop schiet een school witsnuitdolfijnen als volleerde synchroonspringers uit het water. Doch de dieren zijn schuw. Er zijn kalfjes bij. En dus wendt Pétur de boot weer af.

Wil je liever niet nat worden? Dan beledig je de bultruggen beter niet!

Dan duikt pal naast de boot een imposante kop, bedekt met zeepokken, uit het water op. Een bultrug! ‘Poeh, wat stinkt dat beest!’, roept iemand. En dat heeft ie gehoord.

De bultrug duikt onder de boot door, komt aan de andere kant weer tevoorschijn en trakteert de aanwezigen op een krachtige waterstraal uit zijn spuitgat. Een paar tellen later weerklinkt achter de boot een zweepslag: een tweede bultrug slaat met zijn flippers in het water. Even plots als ze zijn gekomen, verdwijnen de dieren. Een laatste groet met hun machtige staartvin, dan duiken ze de diepte in.

8. Bjarnarhöfn: nog een hapje rotte haai?

24 kilometer ten westen van Stykkishólmur ligt Bjarnarhöfn. Hier woont Hildibrandur Bjarnason, de man die alles weet over hákarl (gefermenteerde
haai), de beruchte specialiteit van de traditionele IJslandse keuken. Jaarlijks verwerkt de kale, gezette man een honderdtal Groenlandse haaien die vissers als bijvangst met hun netten ophalen. Een museum illustreert de haaienvisserij in vroegere tijden.

‘Met die boot ging mijn vader op haaienvangst’, vertelt hij met een trots gebaar naar de Síldin, bouwjaar 1860. Eeuwenlang staken vissers met zulke open roeiboten in zee. Dat was lucratief want de olie van de grote zeeroofdieren was in Europa gegeerd als brandstof voor straatlantaarns. Maar ook gevaarlijk, vele vissers bleven op zee. Vandaag wordt enkel het vlees gebruikt. Doch voordat je ervan kunt smullen, moet het eerst een paar maanden lekker rotten onder de grond.

‘Omdat haaien geen nieren hebben, is dit noodzakelijk om in het lichaam opgeslagen afvalstoffen zoals ureum tot ammoniak af te breken’, legt Hildibrandur uit. Nadien worden de stinkende stukken vlees in de droogschuur opgehangen. De man heeft geen buren, dat is een voordeel. Geboeid luister ik naar zijn verhaal, maar tegelijk neemt mijn vrees toe. Dan haalt hij een mes tevoorschijn en plant het grijnzend in een van de grote, geelachtige hompen...

9. Flatey: waar de tijd bleef stil staan

De Breidafjördur telt ruim 2.500 eilanden. Doch Flatey is het enige eiland dat nog permanent bewoond is. ‘s Winters leven twee boerengezinnen op het autovrije eiland. Maar ‘s zomers komen ook de vele kleurrijke, houten huisjes uit de negentiende en vroege twintigste eeuw tot leven en broeden er duizenden noordse sterns.

Het eiland, dat vele schrijvers en cineasten inspireerde, is alleen bereikbaar met veerboot Baldur vanuit Brjánsaekur (Westfjorden) of Stykkishólmur (Saefellsnes).Tip: neem de laatste boot en overnacht op het eiland. Na het afmeren van de Baldur daalt een zalige rust neer over het eiland. De zonsondergang over de Breidafjördur is onvergetelijk: in het noorden tekenen zich de sombere kliffen van de Westfjorden tegen de vuurrode hemel af, aan de overkant kleurt de sneeuw van de gletsjervulkaan Saefellsjökull paars. Geweldig!

10. Svalvogar: droombestemming voor moutainbikers

Voor mountainbikers is de 49 kilometer kustweg rond het verlaten schiereiland tussen Dýrafjördur en Arnarfjördur een heuse uitdaging (ongeveer acht uur). Vanuit Thingeyri volgt de Svalvogar eerst de oever van de Dýrafjördur en kronkelt daarbij langs duizelingwekkende kliffen die voortdurend worden bewerkt door zware golven.

Voorbij de vuurtoren Svalvogaviti duikt Lokinhamrar op, een eenzame boerderij waar nog tot 2004 een schapenboer helemaal in zijn eentje leefde zonder stroom of waterleiding.

Spannend is ook het aansluitende traject over ruige strandkeien (van een weg is hier geen sprake meer, informeer naar de getijden). Ruïnes van lang vergeten boerderijen schuiven voorbij, het uitzicht op de machtige Arnarfjördur is geweldig en die vreemde schaduw in het water… een zeemonster? Volgens de overlevering krioelt het ervan in de Arnarfjördur.

De stevige klim over een steile pas langs de berg Kaldbakur vormt het orgelpunt.

  • MTB-verhuur: Simbahöllin: € 70/dag
  • Museum zeemonsters: www.skrimsli.is

Tekst en foto’s Erik Van de Perre

Dit artikel is verschenen in juni 2016.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer