Kamperen tegen de frontlinie uit De Groote Oorlog
Al meer dan 100 jaar geleden… maar toch is De Groote Oorlog nog lang niet vergeten aan de kust. Die sporen uit de geschiedenis vormen een bijzondere leidraad voor een nazomers kampeerweekend aan zee.
- Kamperen
In een mooi nazomerweekend in oktober trekken mijn vriend en ik met de tent naar Nieuwpoort. De rust en sereniteit van deze kustgemeente staan in schril contrast met haar woelige verleden. Precies 110 jaar geleden vond hier de Slag om de IJzer plaats, waarbij het Belgisch leger de Duitse opmars wist te stoppen dankzij het onder water zetten van de polders. De stad zelf werd zwaar verwoest, maar blijft tot vandaag een belangrijk symbool van het standhouden van de Belgische troepen tijdens de vier jaar durende Duitse bezetting. We kruipen vrijdagavond op tijd onder de wol om ons voor te bereiden op een weekend vol heftige geschiedenis, verzacht met fraaie kustlandschappen.
Het land dat water werd
Ondanks de oktoberzon dalen de nachtelijke temperaturen onder nul. Wat we later op de dag leren over de ontberingen van de frontsoldaten op deze plek, helpt om de beroerde nacht te relativeren. Op nog geen tien minuten wandelen van Kompas Camping treffen we de Ganzepoot aan, het sluizencomplex waarmee de onderwaterzetting van de IJzervlakte werd aangestuurd. Het indrukwekkende Westfront, een oorlogsmonument ter ere van Koning Albert I dat tijdens de jaren dertig werd opgetrokken, schittert goud in de ochtendzon. Tijdens de honderdjarige herdenking van de Groote Oorlog werd er onder dit monument een bezoekerscentrum opgericht. Dat werd in 2024 volledig vernieuwd. Met behulp van een podcastwaardige audiogids herbeleven we de oorlogservaring van drie fictieve historische personages. Een korte zelftest helpt ons om een keuze te maken tussen het verhaal van Ellie, een verpleegster uit Brussel, Juul, een kunstenaar-frontsoldaat, en Rosa, een kind uit Nieuwpoort dat de tentoonstelling op kindermaat brengt. Hoewel de personages in enigszins genderstereotiepe rollen worden gepresenteerd, biedt de verscheidenheid aan perspectieven wel een verrijkende blik op de impact van de oorlog.
Preus en pront
Voor we aan de eigenlijke tentoonstelling beginnen, beklimmen we het Albert I-monument onder muzikale begeleiding van het Zesde Metaal. Boven worden we beloond met een weids uitzicht over het landschap waar de Slag om de IJzer plaatsvond. Op de achtergrond klinkt Wannes Cappelle, de stad zo preus en pront is tot zijn plattegrond herleid, waarmee de scene waartegen het verhaal dat zich beneden afspeelt wordt gezet. In dertien etappes wandelen we vervolgens door de oorlogsgeschiedenis van Nieuwpoort, beginnend bij de Duitse inval en eindigend na de Wapenstilstand. De persoonlijke getuigenissen van Ellie, Juul en Rosa worden knap verweven met bredere historische gebeurtenissen. Onderweg stuiten we op allerlei objecten die het verhaal van de onderwaterzetting tastbaar maken: van versleten legeruniformen, duikpakken en -helmen van de sapeurs-pontonniers die recht uit de verhalen van Jules Vernes lijken te komen tot pakkende kunstwerken van frontschilders. Blikvanger is een monumentale, interactieve projectie van het IJzerpanorama: een digitale herwerking van het reusachtige schilderij dat Alfred Bastien in 1921 maakte. Het doek, ooit meer dan honderd meter lang en vijftien meter hoog, beeldt verschillende taferelen uit de Slag om de IJzer uit.
Wandelen door duin, zee en stad
Na een snelle lunch in Nieuwpoort-stad trekken we richting Koksijde om de benen te strekken in het natuurgebied Doornpanne, goed voor een wandeling van tien kilometer door duinen, bos en strand – ideaal om de indrukken van de ochtend te laten bezinken. Het gebied maakt deel uit van een beschermd duinmassief en wordt beheerd door Aquaduin, dat hier ook drinkwater wint. We wandelen door een afwisselend landschap van open stuifduinen, kalkgraslanden en dichtbegroeide duinpannen, waar grazende shetlandpony’s en ezels het terrein openhouden (die zich voor ons helaas goed verstopt hebben). Onderweg beklimmen we de Hoge Blekker, met zijn 33 meter de hoogste duin van de Belgische kust. Via de Schipgatduinen bereiken we het strand, waar we heerlijk kunnen uitwaaien met blote voeten in de zee. We keren terug naar het beginpunt van de route via de rustige villawijken van Witte Burg en Sint-André.
Terug in Nieuwpoort maken we nog een ommetje door het centrum via een deel van de officiële stadswandelroute, die ons met markeringen op de grond langs verschillende historische plekken voert. We starten vlak bij de (gratis) parking op de Kaai aan de Vismijn, in het hart van wat ooit de economische motor van de stad was. Aan de kade ligt de Surcouf, een gerestaureerd vissersvaartuig dat herinnert aan de garnaalvangst van weleer. Wat verderop staat het Vissersmonument, een levensgroot beeld als blijvend eerbetoon aan de vele Belgische vissers die hun leven lieten op zee. Nieuwpoort ademt nog steeds visserij: we ontdekken dat oktober hier in het teken staat van de grijze garnaal, met verschillende proeverijen en activiteiten rond duurzame visvangst. Verder op de stadswandeling passeren we langs de zogenaamde Duvetorre, een ruïne van de voormalige Sint Laurentiuskerk uit 1281 die tijdens WOI als observatiepost diende en bijna volledig vernield werd. Vlak daarnaast staat het Bommevrij, een voormalig kruitmagazijn uit 1820 en één van de weinige gebouwen in de stad die de bombardementen van de oorlog ongeschonden doorstond. Terwijl we door de straten wandelen, vallen de huizen uit de jaren twintig in het bijzonder op. Hun kenmerkende gevels vormen stille getuigen van de wederopbouw na de verwoestingen van de Eerste Wereldoorlog.
De wandeling loopt eigenlijk nog verder richting Nieuwpoort-Bad, maar wij besluiten het iets korter te houden en eindigen op een terrasje op het marktplein. We kunnen niet weerstaan aan een aperitief van huisgemaakte picon. Vanaf ons tafeltje hebben we zicht op de Stadshalle, een imposant gebouw dat ooit dienstdeed als graanhal, vermoedelijk gebouwd rond 1480. Tevergeefs proberen we nadien zonder reservatie een tafel te bemachtigen in één van de vele restaurants met hoge Google-ratings (tijdig reserveren is dus de boodschap!), waardoor we uiteindelijk in het gezellige familierestaurant van Kompas Camping belanden. Na de obligate garnaalkroketten en een oerdegelijke vol-au-vent kruipen we in onze slaapzak voor een welverdiende nacht.
Verscholen in de duinen
Na een stevig ontbijt maken we ons klaar voor de volgende stop op onze trip: Atlantikwall Raversyde in Oostende. In dit openluchtmuseum zetten we de stap naar de andere zijde van de oorlog, die van de Duitse bezetter. De site herbergt zowel Batterij Aachen uit WOI als Batterij Saltzwedel-neu uit WOII, goed voor meer dan zestig bunkers, observatieposten en geschutsopstellingen verspreid over een indrukwekkend duinenlandschap. Het volledige bezoek neemt zo’n twee uur in beslag en vergt flink wat stappen – stevige schoenen zijn geen overbodige luxe. De ingang van het domein is op het moment van ons bezoek onderhevig aan ingrijpende werken (aan ANNO 1465, een aanpalende Middeleeuwse archeologische site), toch begint het bezoek verrassend huiselijk, met de bescheiden mandenvlechterswoning waar Prins Karel, regent van België tussen 1944 en 1950 na de démarches van zijn broer tijdens WOII, zijn intrek nam. Via de audiogids leren we dat beide oorlogsbatterijen tot vandaag bewaard zijn gebleven omdat prins Karel zich als eigenaar van de gronden heel zijn leven tegen de afbraak heeft verzet.
Voor WOI behoorde het domein toe aan Koning Leopold II, die er een buitenverblijf liet bouwen waar hij onder meer aartshertog Franz Ferdinand ontving in 1913, een jaar voor zijn dood die het startschot van de Eerste Wereldoorlog zou betekenen. Na de Duitse inval in België in de herfst van 1914, bezette het Duitse leger de Belgische kust van de IJzer tot het Zwin. In dit gebied richtten ze ongeveer veertig artilleriebatterijen op om zich te beschermen tegen aanvallen vanuit de zee. Batterij Aachen uit 1915, die zich bevond op het voormalige Koninklijk Domein, is het enige overblijfsel. We zijn vooral onder de indruk van hoe het militaire erfgoed verweven is met het landschap. De bunkers lijken als versteende wachters op te gaan in de duinen.
De WOII-zone is het hart van het openluchtmuseum. De Duitsers integreerden Batterij Aachen in de Atlantikwall, een 5000 kilometerlange Nazi-Duitse verdedigingslinie die liep over de kustlijn van het noorden van Noorwegen tot het zuiden van Frankrijk. In 1941-1942 voegden ze er Batterij Saltzwedel-neu aan toe, vernoemd naar een Duitse duikbootcommandant uit WOI. Terwijl we door de ondergrondse gangen lopen, via personeelsbunkers en munitiekamers, krijgen we een beklemmend gevoel van hoe het leven hier moet geweest zijn: kil, strategisch, geolied. De tentoonstelling vertelt ook het verhaal van de bevrijding in 1944 – een stuk minder heroïsch dan vaak voorgesteld, met ontmijningsoperaties die soms fout afliepen door achtergelaten boobytraps. Atlantikwall Raversyde biedt een grondig gedocumenteerd overzicht voor wie geïnteresseerd is in de militaire geschiedenis van dit gebied. De overvloed aan informatie in de audiogids en op de infoborden voelde soms wat onsamenhangend aan, waardoor het lastig was om het grotere verhaal te volgen. De beleving bleef bovendien aan de sobere kant, met weinig interactieve elementen die het verleden wat tastbaarder zouden kunnen maken. Met steun van Europese middelen wordt het museum binnenkort vernieuwd, waarbij meer aandacht zou gaan naar de historische ervaring. Doordat de cafetaria recent de deuren sloot, nuttigen we onze eigen picknick op de parking.
Veurne als militair zenuwcentrum
Omdat Veurne niet mag ontbreken in een toer door het oorlogsverleden van de Westhoek, sluiten we ons weekend af met een gegidste stadswandeling. Gewapend met een map vol oude foto’s en schilderijen laat onze gids Greet onderweg het verleden tot leven komen. We startten op de Grote Markt, die in de zeventiende eeuw uit economische noodzaak werd aangelegd onder Albrecht en Isabella – en vandaag nog steeds wordt omzoomd door gebouwen in renaissancestijl. Eén daarvan is het Stad- en Landshuis, dat tijdens WOI dienstdeed als hoofdkwartier van Albert I. Ondanks de nabijheid van het front bleef Veurne grotendeels gespaard van bombardementen, waardoor we langs veel materiële ijkpunten van haar geschiedenis kunnen wandelen. In het Stadspark stuiten we op een restant van een negende-eeuwse mote, waar de eerste bewoners zich vestigden. We passeren onder meer langs de dertiende-eeuwse Sint-Walburgakerk, het Muzekot, het oudste woonhuis van Veurne uit 1570, en achttiende-eeuwse burgerhuizen in de Zwarte Nonnenstraat die gebouwd werden ten tijde van het Oostenrijkse bewind. Onderweg komen we kleine beeldjes van ‘Veurnse slapers’ tegen – een bijnaam die de Veurnaars kregen toen de lakenhandel tussen Engeland en Veurne stil kwam te liggen in 1270.
Greet licht naast het Stadhuis nog enkele andere unieke plaatsen in de oorlogsgeschiedenis van Veurne uit. De 38 meter hoge Sint-Niklaastoren die vandaag nog steeds beklommen kan worden, werd door Albert I gebruikt om de situatie aan het front in het oog te houden. Aan de jachthaven passeren we het Bisschoppelijk College, dat vanaf 1916 werd ingericht als militair hospitaal. Schilder-soldaat Joe English zou hier meerdere werken hebben gemaakt waarin hij het leed van de (Vlaamse) frontsoldaten verbeeldde. We maken de cirkel rond met een stop aan het voormalige ontvangsthuis van sasmeester Victor Kemp, die tijdens de hele oorlog een belangrijke rol speelde in het op peil houden van de onderwaterzetting van de IJzervlakte vanuit Veurne. Met vermoeide voeten, een vol hoofd, maar een voldaan gevoel keren we na een historisch rijk gevuld weekend huiswaarts.