Spitsbergen ontdekken

10 minuten leestijd

Ver boven Noorwegen, rechts van Groenland, midden februari: meer dan wat plukjes blauw hoeven we niet te verwachten op het eiland Spitsbergen. Het duurt nog een maand voor de zon weer van de partij zal zijn. Ondertussen verkennen we een archipel zo groot als België per hondenslede, te voet en per sneeuwscooter. We buigen deemoedig het hoofd voor Lenin en kauwen op walvissteak. Wie in de winter naar het polaire Spitsbergen trekt, scherpt het best zijn zintuigen aan.

reportage
  • Uitstappen en vakanties
We zijn zo dicht bij de Noordpool dat we haar kunnen ruiken.

Bij aankomst in Longyearbyen wippen we eerst even het Svalbard Museum binnen, wat ons meteen een goed beeld oplevert van wat op het eiland nog te ontdekken valt. We krijgen er zin in. Een paar uur later staan we op Adventfjorden, een bevroren en met sneeuw bedekte fjord even buiten Longyearbyen, de ‘hoofdstad’ van de Noorse archipel Spitsbergen. Als we ons goed noordwaarts draaien, ruiken we de Noordpool: die ligt op amper 1.000 kilometer van ons verwijderd. Met een hondenslede willen we een deel van het Bolterdalen verkennen. We laden de slede, checken of het geweer geladen is (ijsberen kunnen altijd en overal opduiken, een wapen is dus een conditio sine qua non voor wie de natuur intrekt), en gaan op de slede staan.

De zes honden brullen als Formule 1-wagens. Trekken aan die verdomde slee, harder en harder en harder! De Alaskahusky’s willen niks liever. Na een flitsende start komen ze voor ons gespan in cadans en hotst en botst de slede over het harde pakijs van de bevroren fjord. We slaan rechtsaf het kleine dal in.

Links en rechts van ons niks dan witte, afgetopte bergen. Spitse bergen? Neen. En toch heet dit hier Spitsbergen? Toen de Nederlander Willem Barentz in 1596 de archipel ontdekte, zag hij eerst enkele spitse bergtoppen, net buitengaats Spitsbergen. Hij maakte van de Hollanders noeste walvisvaarders.

Zwanger van hoop op licht

Bijna. Bijna krijgen we ze te zien. De zon. Verder dan wat oranje penseeltrekken aan het blauwe zwerk raakt ze nog niet. Ze doet niet meer dan verwachting scheppen, de lucht zwanger maken van hoop op licht. Wie in de winter naar Spitsbergen komt, moet van de donkerte houden. Kort na de middag wordt het weer donker. Winterse business as usual. We parkeren onze honden terug bij menner Thomas en lopen door de lange, uitgestrekte hoofdstraat van het nauwelijks 2.200 inwoners tellende Longyearbyen. De stad – dorp dekt beter de lading – dankt haar naam aan de
Amerikaan John Munroe Longyear. Die kwam hier in 1906 min of meer per abuis met zijn familie terecht.

Hij ontdekte dat hier kool te ontginnen viel en bouwde de stad op. Vandaag delven Noren én Russen hier kool. Niet omdat dat rendabel is, wél omdat de archipel politiek strategisch gelegen is, zo dicht bij de Noordpool. Het Svalbard Treaty uit 1920 legde Spitsbergen onder Noorse bevoegdheid. Maar ook de Russen zijn hier duidelijk aanwezig. We zullen ze de komende dagen nog bezoeken.

We gaan het restaurant binnen op pantoffels, zoals de Noren het doen.

Terug naar Longyearbyen. Het is avond en we willen protserig-chic gaan dineren. Dat doen we in een van de beste restaurants van Noorwegen: Huset (het huis). Ooit was dat ‘Huis’ de enige locatie waar downstairs-kompels en upstairs-ambtenaren op neutraal terrein samen konden komen om een potje te socializen. Dat kon alleen door Huset op een plek-vanniks neer te poten, veilig buiten het dorp, op exact dezelfde afstand van de zones waar beide bevolkingsgroepen woonden. We schoppen onze schoenen uit, trekken pantoffels aan (Noorse gewoontes respecteer je het best), en glijden het toprestaurant binnen. Upstairs heeft duidelijk gewonnen. Huset herbergt een van de allerbeste wijnkelders van heel Noord-Europa.

Sommelière Sara Weiberg (26) beheert een kelder waar flessen inliggen als Krug Clos D’Ambonnay (een champagnefles van 2.500 euro) of madera uit 1835. We eten king crab uit de Barentszee met bloemkool en krokant kippenvel en rendier uit Zweeds Lapland. De rode huiswijn is een Montresor uit Veneto, onder eigen label gebotteld.

Goed, we zegden het al: Spitsbergen heeft koolmijnen. De Noren zelf runnen er nog één. De andere mijnschachten liggen desolaat op arctisch apegapen, verijsde herinneringen aan een koud verleden. De Russen runnen vandaag mijnen in Pyramiden (een nederzetting met zes permanente bewoners) en in Barentsburg. Het is meteen ons reisdoel van de dag: met sneeuwscooters hotsen we naar dit communistische polaire anachronisme.

Barentsburg: van de Partij

Vandaag is Barentsburg dus een Russische nederzetting. Al vroeg in de achttiende eeuw hadden Russische jagers hun zinnen op het eiland gezet. Walrus en zeehond leken hen interessante koopwaar op het vasteland. Toen later bleek dat Spitsbergen vol steenkool zat, begonnen ze een mijnexploitatie met toestemming van de Noorse overheid (zo geregeld in het Svalbard Treaty).

De sneeuwscooter is de enige manier om tijdens de zes maanden durende winter tot in Barentsburg te raken. Het zijn zenuwachtig loeiende snelheidsbommen, 600 cc sterk.

De Russische mijnwerkers moeten elke ochtend een alcoholtest passeren.

Sneeuwscooters zijn de Toyota Corolla’s van de arctische Johnny’s. Opgefokte machines die je in no time over het ijs en de sneeuw jagen, lawaai maken en zonder scrupules over het frêle stuk natuur vlammen. Maar goed: het is big fun, merken we, als we van Longyearbyen naar Barentsburg sjezen. Na een rit van zeventig kilometer kruipen we van onze scooter, zetten onze helm af en lopen traag en zwijgend door verlaten straten, tussen de schreeuwerige hoogbouw. Lenin kijkt wat hooghartig toe, ook al ligt er meer dan tien centimeter verse sneeuw op zijn neusvleugels. 350 mijnwerkers wonen het hele jaar door in dit Russische Reetveerdegem dat stinkt naar bruinkool en koud als de bitterste poolnacht kan zijn. Elke ochtend moeten de kompels een alcoholtest passeren voor ze in de donkere spelonken verdwijnen om er stoflong op te doen. Want wodka is zowat het enige tijdverdrijf dat ze hier kennen.

Geen Huset hier, wel een kantine waar we groenten uit blik en flets bessensap voorgeschoteld krijgen door een Oekraïens meisje dat duidelijk smacht naar een straal zon op haar gelaat en in haar leven. Geld is de enige reden waarom Russen en Oekraïners in dit onooglijke arctische plaatsje willen wonen: ze worden goed betaald, wonen gratis en eten gratis. In de veel te warm gestookte souvenirshop verkoopt Olga ons een koffiemok met Russische vlag. ‘Ik speak een little bit English’, zegt het kind. En ja, ze woont hier graag. We dringen niet verder aan.

Het is weer donker en het sneeuwt als we terug op onze scooter kruipen. Langzaam rijden we Barentsburg terug uit. In het schijnsel van onze koplampen zien we bronzen beelden met vreugdevol kijkende arbeiders, houweel in de hand, borst vooruit, zelfverzekerd de toekomst instappend. Spitsbergen bezoeken zonder Barentsburg aan te doen, dat is als een trip naar Rome zonder het Vaticaan te bezoeken.

Koffie en rendiervlees

Na zoveel ongelode benzine willen we het de volgende dag wat rustiger aanpakken. Te voet, zowaar! Met een gids – én met een wapen, je weet nooit dat er een van de circa 3.000 ijsberen komt rondsnuffelen – wandelen we 400 meter naar boven, richting Trollstein, de ‘huisberg’ van Longyearbyen.

Op zo’n 450 meter hoogte binden we stijgijzers onder onze schoenen, zetten een koplamp op onze helm en glijden langs een touw een gletsjergrot in. Eeuwig verstild hangen bevroren stalagtieten en ijskristallen te schitteren in het schijnsel van ons led-licht. We kruipen na een uur verkennen terug de grot uit en lopen weer naar beneden, de berg af. In Camp Barentz – een replica van de kampplaats die Barents op Nova Zembla bouwde
toen hij daar in de winter van 1596 moest overwinteren – drinken we koffie die smaakt alsof er een brandend houtblok is ingedompeld. Op tafel komt een stoofpot met rendiervlees en veel ui, wortel en aardappel.

Alcoholrantsoen

’s Avonds struinen we door Longyearbyen en snuiven er de sfeer op. Dankzij de aanwezigheid van de University of Svalbard – een universiteit waar je geologie, glaciologie en dat soort noordelijke toestanden kan studeren – lopen hier opvallend veel jongeren rond. Ze drinken bier in café Kroa of Lompen. Kroa moet zonder twijfel de noordelijkste bruine kroeg ter wereld zijn. We proeven er Svalbardbier, gebrouwen in Svalbard Bryggeri. Op het T-shirt van brouwer Andreas lezen we: how we changed the law to make the real polar beer. Brouwen was namelijk verboden, om al té dronken mijnwerkers te voorkomen.

Spitsbergenaars hebben maandelijks alcoholrantsoen: 24 biertjes en 2 liter sterke drank.

Sinds 2014 is die Noorse wet gewijzigd en brouwt Andreas jaarlijks 250.000 liter bier op Spitsbergen, met mout uit Finland en hop uit Duitsland. Want ja: alcohol blijft hier een topic, alcoholverkoop is strikt gereglementeerd. Toeristen kunnen alcohol kopen op vertoon van hun instapkaart. De Spitsbergenaars zelf hebben een alcoholkaart waarop hun maandelijks rantsoen vermeld staat. We nemen poolshoogte in Nordpol, de Spitsbergse variant van de Noorse staatswinkel Vinmonopol. Hoe een local de donkere, lege wintermaanden moet doorkomen zo hoog in het noorden? Met vierentwintig blikjes bier en twee liter sterke drank per maand. Wijn staat niet op de alcoholkaart vermeld. Oorspronkelijk was het alleen de elite die wijn dronk en die wilde zichzelf geen rantsoen opleggen. Bovendien gold de alcoholkaart bij de ambtenaren niet voor een maand maar voor een week. Upstairs downstairs tot de roes toe.

 

We proeven stout en weizen. Het ideale aperitief voor we Vinterhagen binnenlopen. De prettig gestoorde Mary-Ann runt het enige restaurant op het eiland waar je walvis kan eten, en zeehond. We laten de politieke correctheid dan maar achterwege en kiezen resoluut voor walvissteak. ‘Potvis’, verduidelijkt ze. ‘Hij wordt gevangen voor de kust van Spitsbergen maar mag hier niet aan land worden gebracht. Dus gaat hij eerst per schip naar Tromsö, zo’n drie dagen varen van hier. Daar kopen wij hem in, om hem dan per vliegtuig naar Spitsbergen te brengen.’ We zuchten diep en zetten ons mes in vlees dat ergens tussen tonijn en biefstuk bengelt. We spoelen door met rode wijn en aquavit. Voorzichtig schuifelen we door de poolnacht naar ons hotel terug. Onze zintuigen moeten rusten. We neuriën het Oudnederlandse minneliedje Het daghet in den Oosten, maar denken aan het Noorden. Wat zal morgen brengen op Spitsbergen? ‘Hoe luttel weet mijn liefken, och waer ick henen sal’…

Tekst Aart De Zitter - Foto's Thomas De Boever

Dit artikels is verschenen in februari 2017.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer