Op stap in Bucovina (Roemenië)

12 minuten leestijd

Soms overtreft een reis alle verwachtingen. Zelfs na vijfentwintig jaar rondbanjeren op deze planeet overkwam het me nog eens in Roemenië, op stap in Bucovina. Samen met tien avonturiers tegen wil en dank.
 

reportage
  • Uitstappen en vakanties

Met een knipoog naar de verkiezingsslogan van een schielijk overleden staatsman begroet ik de groep van tien Govaka & Pasar-reizigers met de woorden: ‘De gids is onervaren, maar we proberen er het beste van te maken.’ Ik had beter gezwegen, want de rondborstige politicus had ook nog iets gezegd over een moeilijke tocht. Drie dagen voor vertrek was reisleider Dirk met hoge koorts uitgevallen, ik aangeduid als koelbloedige stand-in.

Koelbloedigheid die meteen op de proef wordt gesteld als blijkt dat zeven deelnemers in geen enkel computer systeem geregistreerd staan. Zeven! Wat zich het volgende anderhalf uur afspeelt, past niet echt in een feelgoodmagazine, dus hou ik het maar op een wonder op hoog directieniveau. Geen voer voor ons, gewone stervelingen die op de valreep - veters los, broeksriem in de hand - Blue Airvlucht H1 747 naar Bacau opstormen en zwetend van de koelbloedigheid in hun stoel neerploffen. We weten het meteen: dit schept een band, we zijn een groep, alles komt goed.

 

De Bijbel als stripverhaal

Of ze ons mag rondleiden in het Duits, vraagt zuster Tatiana streng orthodox. Of liever in het Frans? ‘Doe maar Frans’, zeggen we na ampel overleg. ‘Dat verstaan de meesten beter.’ Tatiana knikt en steekt van wal: ‘Also gut, jetzt sind Sie im Monasterium Moldovita.’

Haar kennis van de Franse taal mag dan niet meer zijn wat ze geweest is, Tatiana is wel een wandelende encyclopedie. En dat komt van pas voor ons, halve buitenstaanders.

Ook al zijn we leeftijdsgenoten die nog een aardig stukje van het Oude en Nieuwe Testament met de paplepel hebben meegekregen, van de orthodoxe leer hebben we weinig kaas gegeten.

Bucovina telt nogal wat kloosters. Acht daarvan horen bij het Unesco Werelderfgoed. Ze zijn vijftiende-zestiende-eeuws, hebben een omwalling en een breed uitstaand dak.

De omwalling is er als verdediging, oorspronkelijk tegen de Turken. Het dak moet de fresco’s op de buitenmuren beschermen. ‘Die maken onze kloosterkerken zo beroemd’, zegt Tatiana. ‘Ze vertellen de Bijbel als een stripverhaal voor ongeletterde gelovigen.’

En dan wijst ze in sneltreinvaart heiligen en profeten, engelen en duivels, apostelen en profeten aan. ‘Allemaal bij jullie bekend, maar er zijn ook wat verschillen. De orthodoxe wijzen kenden ook hun klassiekers. Dus staan Homeros, Plato en Aristoteles ook afgebeeld, met een kroon zelfs. Zij werden erkend als koningen van de wereldse kennis.’ Veel afbeeldingen van Maria ook, want Maria Boodschap is patroonheilige van de kerk.

Tatiana staat erbij stil: ‘Onze kerkelijke kalender begint in september, met de geboorte van Maria, en eindigt in augustus met Maria Hemelvaart. Voor ons is ze zo belangrijk omdat zij de Moeder Gods is. Vandaar zo veel symbolen die verwijzen naar de moederschoot: de geboortegrot, de kelk, het wierookvat. Trouwens, bij ons is Jezus in een grot geboren, niet in een stal.’

 

 

Het geloof zit in de lift in Bucovina, het trekt steeds vers bloed.

Straf dat de kloosters onder het communisme ongemoeid bleven en tot op vandaag vers bloed aantrekken.

Dat komt omdat kerk en staat een regeling hadden getroffen. De kloosters werden ongemoeid gelaten, op voorwaarde dat ze zich niet met politiek inlieten.

En wat de jonge nonnen en paters betreft: ook bij ons waren de abdijen populair in tijden van armoede. Als we later tijdens de reis lunchen in het klooster van Dragomirna, krijgen we het lekkerste maal van de hele reis voorgeschoteld. Je zou van minder een roeping krijgen.

Weemoedige man met walrussnor

Wandelgids Casian Balabasciuc heeft zich al die tijd op een discrete afstand gehouden. En zoals dat gaat met elke nieuwkomer is het even wennen aan deze weemoedige man met de indrukwekkende walrussnor. Een paar dagen lang neemt hij ons mee door het groen van Bucovina en gaandeweg ontdekken we in de gewezen bosingenieur een groot natuurliefhebber en kritisch waarnemer van het winstgedreven mondialisme. De meesten onder ons hebben aardig wat wandelingen op de teller, maar een tochtje maken in Roemenië is andere koek.

Fysiek lukt het wel, alleen neemt Casian zelden een bewegwijzerd pad. Dat is er ook haast niet. Het maakt dat we nu eens in rechte lijn een heuvel opklimmen, dan weer onder de afsluiting van een weide kruipen om uiteindelijk bij een kruis langs de weg in het gras te picknicken. Roemenië is groen hier. Bucovina betekent zo veel als Beukenland. Er is bosbouw, heerlijk weideland, wilde bloemenpracht. Schrik niet als een paar sjofel geklede bewoners het bos uitkomen met een mandje pas geplukte paddenstoelen.

Corrupte politici zorgen voor de vervuiling van Roemenië.

‘Het lijken hier de Vogezen wel’, zal medereiziger Marc later zeggen als hij door zijn cameralens van op een heuveltop over golvende dennenbossen uitkijkt. ‘Roemenië is nog weinig vervuild’, weet Casian.

‘Onder het communisme hadden we nauwelijks industrie, er viel niet veel te vervuilen. Maar na de val van Ceausescu is het er niet beter op geworden.

Corrupte politici hebben chemisch en radioactief afval uit het buitenland toegelaten. Gelukkig niet hier. En vroeger had iedereen het recht om op zijn eigen lap grond naar water te boren. Overal zie je onder zinken daken waterputten in de tuinen staan. Loepzuiver water is het. Toch verplichten ze nu iedereen water af te nemen van een maatschappij in handen van een multinational. Ondertussen heeft ook Chevron een schaliegaslicentie op zak.’

Casian schudt het hoofd: ‘We hebben allemaal politieke rechten, maar daar gaat voor mij nog een recht aan vooraf. Ik noem dat het natuurrecht. De mens maakt deel uit van de natuur. Schone lucht, zuiver water, onbesmet voedsel. Daar hebben we recht op. Het is ons door God gegeven. Je mag dat niet privatiseren.’

 

Het mysterie van de natuur Als we een dag later door Hutsulgebied naar Argel wandelen, houdt hij ons staande aan de rand van een dennenbos. Hij laat het stil worden en vraagt ons te luisteren.

En na een poos: ‘Ik heb twintig jaar in deze bossen gewerkt en ken ze als mijn broekzak. Gaandeweg heb ik ernaar leren luisteren en als je wil, kan je daar veel van leren. Een voorbeeld? Bomen groeien naar het licht, ook al staan ze tussen een hoop andere. Ze laten elkaar de ruimte. Maar veel bomen samen staan sterk tegen storm en onweer. De groten beschermen de kleintjes. Een bos is heel divers, net als mensen. Je moet met elkaars gewoonten en kleine kantjes leren leven. Solidariteit tussen de soorten is belangrijk.’

Wat dat allemaal met de Hutsul te maken heeft? Niet veel en toch weer wel.

Vrouwen mogen hier pas geneeskundige kruiden plukken na drie dagen te vasten en te zwijgen.

We lopen langs hoog opgeschoten gras. Het is droog vandaag en er wordt gemaaid. Met de hand nog. Over de heuvels verspreid liggen boerderijen ver uit elkaar.

‘De Hutsul zijn een gelovig volk, dat dicht bij de natuur leeft’, vertelt Casian. ‘Daar zit veel volksgeloof bij, en ontzag voor het mysterie van de natuur. De Hutsul geloven in geesten en magie. Zo is midzomer de tijd om geneeskrachtige kruiden te plukken. Maar dat mag alleen een oude vrouw rond middernacht doen, met loshangende haren, na drie dagen vasten en zonder een woord te spreken.’

Zelf weet Casian ook van wanten. Hij tovert een mes tevoorschijn, loopt een weide in en begint wat planten uit te steken. ‘Van deze maken ze thee, en hiervan lotion. Van de wortels van deze kleine orchis maken de Hutsulvrouwen een afrodisiacum, maar andere varianten veroorzaken duizelingen, hallucinaties of desoriënteren je helemaal.’

 

Dansen met Adam

 Verrast zijn we als aan het eind van de wandeling een man met paard en kar voor ons klaar staat voor een ritje huiswaarts. We klimmen aan boord, schuiven dicht tegen elkaar en lachen uitgelaten als er eentje Hoog op de gele wagen begint te zingen. Met een paar koorzangeressen op de kar klinkt het allemaal gauw toonvast.

Maar een paar kilometer verderop zingen we met zijn allen een toontje lager. De boerenkar dendert over het verharde zandpad, we krijgen last van knieën en gewrichten. Blij dus als we in Moldovita halt houden bij Adam, een burgerinitiatief dat na de val van het communisme inwoners verenigt en een elementaire medische zorg probeert uit te bouwen.

Mihaela Hiche zet zich met overgave in voor het project. Met steun uit ons land heeft ze een ontmoetingscentrum uitgebouwd, inclusief verpleegpost, een dokters- en een tandartskabinet. ‘Dat is nodig’, zegt ze, ‘want ofwel trekken onze dokters naar het buitenland, ofwel werken ze in een veel te dure privépraktijk. Wij willen iets doen voor mensen die het niet kunnen betalen.’ Met de vrouwen van Adam heeft ze voor ons gekookt.

Onder een plakkaat met de logo’s van de CM en de gemeente Kruibeke – zustergemeente van Moldovita - erop demonstreert een vrouw in klederdracht hoe ze in Roemenië met bijenwas, een kaars en verf eieren beschilderen. Maar eerst zingt een groep meisjes en vrouwen in Hutsulklederdracht met hoge stemmen aloude liederen waarvan de betekenis ons helemaal ontgaat. Het zal wel over de mannen, de oogst, de bossen en de bergen gaan. Het kan niet anders of daar wordt ook bij gedanst.

 

En geen folklore zonder gasten op de dansvloer. Koelbloedig als altijd weiger ik geen enkele uitnodiging. Ook de immer vriendelijke Jerome laat zich van zijn beste kant zien, terwijl Jan nog het liefst achter een zetel zou wegkruipen en Marc zich met een gekwetste elleboog in een rolstoel laat vallen.

De vrolijkheid barst pas echt los als Mihaela bij wijze van verrassing 'Het smidje' van Laïs door de boxen jaagt. Greta, Tine en Christine springen van hun stoel en geven de hele goegemeente een masterclass volksdansen op zijn Vlaams. Maria en Eric blijken geoefende boombaldansers. Moet het gezegd dat we daarna met plezier onze portemonnee opentrekken voor een lading vers beschilderde eieren waarvan de opbrengst de levensverwachting der Moldovitanen gevoelig zal optrekken.

 

 

Herderslunch

Op stap gaan in de regen is geen pretje. Het miezert als we in het woud van Demacusa aanzetten voor een wandeling naar Feredeu en het meer van Pascanu. Het giet als we halfweg de berg een verweerde hut binnenstommelen en onze ogen moeten wennen aan het donker. In de hoek op de grond brandt een houtvuur, de rook kringelt langs de wanden door een gat in het dak naar buiten. Vriendelijke boerengezichten lachen ons toe en gebaren ons te zitten.

Waar dan? Op planken, geïmproviseerde bedden, achter schragen waarover gauw een gescheurde plastic lap wordt gelegd. Achter me hangen zes verse kaasbollen in neteldoeken te rijpen. Tegen de muur een plankje genageld met wat messen en lepels erachter. Op tafel komen brood, zachte kaas, komkommer en pittige pepers bij een borrel. ‘Eet’ gebaart een vrouw, ‘drink’ wijst een man, ‘geen zorgen’ wappert een derde met beide handen. Een stuk of zes mannen en vrouwen en een paar opgeschoten tieners vlinderen om ons heen, druk-druk-druk.

We weten niet goed wat ons overkomt, kijken toe met open mond en tasten toe. Waarna nog drie gangen kaasgerechten volgen, telkens anders bereid. Soms met een schep polenta erbij, ter plekke gekookt op dat vuur en met een lange stok geroerd. Tot we bijna barsten. Tussen de gangen door komen we toch te weten dat op deze afgelegen plek, van mei tot september, vier volwassenen zeventien koeien hoeden voor de boeren uit het dal. Twee keer per dag melken, met primitieve middelen kaas maken, van zachte kazen tot stevige bollen gezouten kaas, nogal wiedes dat het er hier erg basic toegaat. Maar daar malen we niet om.

Het eten smaakt, onze kleren hangen te drogen aan spijkers tegen de muur, we zitten dicht bijeen en hebben het warm. En ook de Roemenen hebben er schik in. Ze lopen zich de naad uit de sokken om het ons naar de zin te maken, lachen ons de hele tijd toe, laten nog maar eens de fles rondgaan en lijken fier te kunnen geven wat ze hebben.

Als we een uur na het afscheid van de herders met een zware maag op een zonnige heuvelrug uitkijken over dit glooiende stuk Karpaten, weten we dat deze dag een hoogtepunt is geweest op onze reis. Zo dalen we af in opperbeste stemming.

Wanneer ik me even laat uitzakken, weg van de groep, kijk en luister ik naar de cadans van tien paar wandelschoenen in het bos. Keuvelend, lichtvoetig lopen ze als vanzelf gelijk in de pas. De gids is nog altijd onervaren, de weg even helemaal niet moeilijk.

Mee met de stoomtrein

In Moldovita heeft een groep spoorweglui opnieuw een oude industriële spoorlijn in gebruik genomen. Niet langer voor het vervoer van boomstammen, wel voor een toeristisch uitje. Ook dat is een belevenis aan boord van een houten wagon achter de stoomlocomotief Hutulca.

De rit van pakweg twintig kilometer duurt wel even, maar met wat geluk zit je met je neus op het werk van de stoker. Het spoor ligt niet helemaal recht, dus stilzitten is er niet bij. Maar je schuurt wel langs achtertuinen, dendert door straten en hobbelt door het bos. Achteraf ruiken je kleren helemaal naar schoorsteenroet.

Tekst en foto’s Chris Van Minnebruggen

Dit artikel is verschenen in januari 2015.

 

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer