Rondrit door de Belgische Provence
Voor het Provencegevoel hoef je met je camper niet helemaal tot Zuid-Frankrijk te rijden. Met wat geluk met het weer krijg je het in Belgisch-Lotharingen (spreek uit: Loteringen) ook een mediterrane indruk van landschap, dorpjes en bewoners. We trokken voor een rondrit naar het uiterste zuiden en naar verluidt warmste stukje van België in de omstreken van Virton en Aarlen. Om in de stemming te komen, dronken we er uiteraard een goede Orval op!
- Kamperen met de motorhome
Zeg zomaar niet ‘Ardennen’ tegen Belgisch-Lotharingen. La Lorraine belge is zowel geologisch als geografisch verschillend van de Belgische Ardennen, respectievelijk met zandkalksteenbodem en ten zuiden van de Semois gelegen. ‘Zuidelijker’ betekent hier meteen ook ‘warmer’. Gemiddeld 4 °C zelfs ten opzichte van de Ardennen. Maar de regio is niet enkel warmer wat betreft het microklimaat. De bewoners van de Gaume en het Land van Aarlen, die samen het Belgische deel van Lotharingen uitmaken, noemen zichzelf hartelijker dan de meer stugge Ardenners. Dat merken we meteen in Florenville, in de westelijke Gaume, waar ons met aandrang gewezen wordt op het panorama achter de kerk. En inderdaad, dat uitzicht op de wijde omgeving en de kronkelende Semois kan tellen als eerste kennismaking met Belgisch-Lotharingen.
Het is nog wat vroeg op de dag voor een trappist, maar we moeten wel: Orval is immers vlakbij. Gelukkig wordt er in de abdij in de Gouden Vallei (Val d’Or) ook een prima kaas gemaakt. De in de plaatselijke zandsteen opgetrokken abdij heeft een bewogen geschiedenis. De in de 12de eeuw gestichte Notre Dame d’Orval is verschillende keren verwoest – door brand, grensoorlogen en Franse revolutionairen – maar ze is telkens weer herrezen. Een en ander maakt dat je er zowel modernistische gebouwen uit het midden van vorige eeuw als indrukwekkende ruïnes kan bekijken.
Verplicht groezelig
Een rondrit over de rustige wegen en de zachte hellingen van de Gaume levert heel wat mooie zichten op. We zetten de camper graag even aan de kant op een veilige plek om ook met de fiets van het landschap te genieten. Dat voert ons naar een verplichte stop: Torgny, het zuidelijkste en meteen ook (een van de) mooiste dorp(en) van België. Met zijn rode dakpannen, zijn lichte stenen gevels vol bloemen, zijn hellende straatjes en een gezellig pleintje heeft het inderdaad wat van een Provencedorpje. Aan een overdekte fontein – een voormalige wasplaats – vullen we onze bidons, om de terugweg aan te vatten.
Na de rust van het platteland zijn we wel weer toe aan wat meer stadsdrukte. Maar ook dat valt wel mee in een stadje als Virton. Het slaperige, wat groezelige stadje is ook bijna nergens vlak, maar daarom net zo prettig om eens rond en door te wandelen. We nemen een kijkje in het Musée Gaumais, in een voormalig klooster. Tijdens de gedwongen sluiting in de pandemie is het streekmuseum eens flink opgeknapt. Wie meear wil weten over de vreselijk bloedige eerste dagen van de Eerste Wereldoorlog in en rond de stad, raden we het Baillet-Latour-museum aan, iets buiten de stad. Op het plein aan de neoclassicistische kerk drinken we – nu mag het – een Orval om daarna terug de camper op te zoeken.
Brevieren tussen de Trevieren
We trekken verder richting oosten, waar de Gaume geleidelijk overgaat in het Arelerland of Pays d’Arlon, het Land van Aarlen dus. Ook hier ligt een van de Plus Beaux Villages van Wallonië. Nobressart heeft een alleraardigst kerkpleintje met kasseien en telt enkele kleurrijke gevels. Aan de Letzeburger straatnamen is te merken dat we dichter bij Luxemburg zijn. Ook in het Land van Aarlen wordt – vooral in de dorpjes rond Aarlen – nog Luxemburgs gesproken. Misschien wel steeds meer, omdat nogal wat bewoners voor hun werk elke dag richting het Groothertogdom trekken.
In een van de oudste steden van het land parkeren we de camper op een onverhard plein achter het nieuwe (lelijke) justitiepaleis. Aarlen mag dan wel ’s lands kleinste provinciehoofdplaats zijn, het heeft een verleden om u tegen te zeggen. Dat merk je wel in het gemoderniseerde Musée Archéo, een wat kleinere versie van het Gallo-Romeinse Museum van Tongeren. In dit uitsluitend aan Gallo-Romeinse vondsten uit de regio, destijds bewoond door de Trevieren, gewijde museum staat een grote collectie van indrukwekkende grafmonumenten. Zo’n rare jongens waren die Romeinen nog niet: ze konden in die eerste eeuwen van onze jaartelling ook al flink recyclen. Stenen uit in onbruik geraakte tempels of openbare gebouwen werden hergebruikt als grafstenen en daarna nog eens gerecycleerd als materiaal voor funderingen. Want onder in de twee torens van de verdwenen Romeinse muur zijn zulke monumentale stenen aangetroffen. De ondergrondse fundamenten van de torens zelf zijn ook te bezoeken, maar enkel in groep.
Dan klimmen we maar het Knippchen op. De 144 treden van de Montée Royale met zijn kruisweg leiden naar het hoogste punt van Aarlen, een van hoge muren voorziene acropolis, waar echter geen tempel of zelfs geen burcht bovenop staat, maar… een kerk. De Sint-Donaatskerk werd in de 17de eeuw gebouwd op de ruïnes van een – alweer – door de Fransen verwoest kasteel. Vanaf de citadel hebben we in alle richtingen een uitzicht over de stad en het land errond. Omdat de kloosterlingen die hier ooit brevierden niet over een binnenhof beschikten, legden ze maar een natuurlijke kloostergang aan rond de kerk, gevormd door kornoeljehagen. We wandelen, omsloten door gebladerte, door twee bewaarde en inmiddels honderden jaren oude groene tunnels. Het effect van uit de smalle hagen te komen met zicht op de wijde omgeving moet de kloosterlingen nogal geïnspireerd hebben. Op het idee bier te brouwen zijn ze helaas nooit gekomen.
Foto's : WBT