Waals erfgoed op de Unesco route? Wereldklasse!
Héél Wallonië doorkruisen, dat was wat veel gevraagd, maar een stukje van de 500 kilometer lange Unesco fietsroute wilden ze met veel plezier doen. Lien Lammar en fotografe Siska Vandecasteele pakten hun kampeerspullen, sprongen de fiets op en reden van Charleroi naar Dinant.
- Fietsen
We zouden wel willen, tien dagen op de fiets door Wallonië trappen, klimmen en dalen. Fietsreizen zijn geweldig, zeker als je zo’n tocht ‘werk’ mag noemen. Bij gebrek aan tijd - niet aan enthousiasme - houden we het toch maar bij één etappe van de Unesco-fietsroute. Twee fietsdagen waarin we van Charleroi naar Dinant zullen rijden, met de tent op onze bagagedrager. En hopelijk wat zon op ons gezicht en wind in onze rug. Want er zijn twee dingen die een fietsreis nét dat tikje minder geweldig kunnen maken: regen en tegenwind. Over het eerste moeten we ons alvast geen zorgen maken: het weerbericht belooft overwegend droge dagen. Het tweede is iets minder voorspelbaar. Afwachten dus, en op goede ‘fietsbenen’ hopen.
Het jongste belfort
Veel tijd om op te warmen krijgen we niet. In Charleroi willen we de ochtend van ons vertrek toch even het stadhuis en het bijhorende belfort gaan bekijken. Daarvoor moeten we vanuit de jeugdherberg waar we gelogeerd hebben de Rue de la Montagne op fietsen, een straat die zijn naam niet gestolen heeft. Puffend en hijgend bereiken we Place Charles II, het centrale plein in Charleroi. Achter de statige gevel van het stadhuis verrijst het belfort, het jongste van België - gebouwd in 1936 - en door Unesco erkend als werelderfgoed. We zijn te vroeg op pad voor een bezoek aan de klokkentoren met haar 250 trappen, of aan het stadhuis met haar art-deco interieur. Dan maar een rondje over de Place Charles II, dat er nogal troosteloos bij ligt. We moeten eerlijk zijn: hetzelfde gevoel overvalt ons wanneer we langs de zijstraten van het plein terug afdalen naar de Samber. We zien veel leegstand, weinig mensen en niet meteen een bruisend stadsleven. Veel tijd om het echte gezicht van Charleroi te ontdekken, is er niet: we hebben nog wat kilometers te gaan vandaag - en we zijn niet de snelste fietsers, daar moeten we ook eerlijk over zijn.
Zwart verleden
Gelukkig zijn de eerste kilometers niet de moeilijkste: we volgen de Samber over de EuroRavel 3, een internationale fietsroute van Noorwegen naar Spanje die ook België doorkruist. Langs de oevers van de Samber krijg je meteen te zien waar Charleroi bekend voor staat: haar industriële verleden. Aan het einde van de 19de eeuw was Charleroi een bijzonder rijke, welvarende stad dankzij de ontginning en productie van steenkool, glas en staal. Vandaag zien we langs het water vooral vervallen fabrieken, overwoekerd door planten en ontdekt door graffitispuiters. De oude steenkoolmijnen van Bois du Cazier in Marcinelle - die tot de grootste van Europa behoorden - liggen niet op onze route. Om dit Unesco-erfgoed te zien, moet je een eind terug fietsen, of etappe 4 van de Unesco-fietsroute volgen tussen Thuin en Charleroi. Toch spotten ook wij genoeg getuigen van het ‘zwarte’ verleden van Charleroi, zoals oude arbeidershuisjes en de terril van Boubier die boven de vallei uitsteekt, tussen heel veel nieuwe industrie. Het geluid van graafmachines en hijskranen is nooit ver weg.
Trage fietsers op een trage weg
Hoe verder we fietsen, hoe minder grijs en meer groen de oevers kleuren. Het is rustig fietsen op het jaagpad: buiten enkele wielertoeristen en mountainbikers komen we amper mensen tegen. Een kronkelende Samber brengt ons tot in Tamines. In dit dorp werden tijdens de Eerste Wereldoorlog op één nacht bijna vierhonderd burgers gedood door Duitse militairen, en meer dan tweehonderd huizen afgebrand. Tamines is daardoor één van de zeven ‘martelaarssteden’ in ons land: dorpen en steden die zwaar geleden hebben onder Duitse wreedheden. Op het kerkhof aan de kerk van Saint-Martin, vlakbij het water, staat een monument dat voor altijd doet herinneren aan die afschuwelijke augustusnacht. Tamines is ook de plek waar we de Samber verlaten, om ons even in de drukte van de steenweg richting Falisolle te storten. Een paar kilometers verder, in Aisemont, mogen we gelukkig de RAVeL L150 op draaien, een trage weg tussen de bomen die ons de rest van de dag leidt. En ons doet zweten, dat ook: op het pad staat een serieuze tegenwind. Aan tien kilometer per uur ploeteren we verder. Dat we ook langzaam aan het stijgen zijn – de wegbeschrijving had ons gewaarschuwd voor de lange klim tussen Tamines en Mettet, onze eindbestemming voor vandaag – helpt natuurlijk ook niet. De trui voor snelste klimmer – bestaat die eigenlijk? – zullen we niet meteen winnen.
Bergaf bollen
Tijd voor een pauze. Die nemen we aan het meer van Bambois in Fosses-La-Ville. Geen Unesco erfgoed, wél een stop waard op de route. Rond het grote meer liggen twaalf thematuinen met dromerige vijvers, bruggetjes en verborgen bankjes waarin je op ontdekking kan gaan. Er zijn ook twee zwemzones met zandstrand en vogelobservatieposten voor wie het water wil afspeuren naar zilverreigers, futen, visarenden of één van de meer dan honderd vogelsoorten die er te spotten zijn. Het domein is erkend door Natura 2000, een Europees natuurnetwerk dat als doel heeft om waardevolle planten, dieren en hun leefgebieden te beschermen. We springen terug de fiets op en vervolgen onze weg over de RAVeL, richting Mettet. We geven ons over aan de wind, die ons nog steeds doen werken. En aan het licht – maar voortdurend – hellende terrein. Het geeft ons alle tijd om het glooiende landschap en de wolkenlucht te observeren, een beeld dat je nog maar eens doet beseffen dat je ook in België van indrukwekkende uitzichten kan genieten. In Mettet klimmen we nog een beetje verder tot aan de supermarkt, waar we inkopen doen voor het avondeten. En dan mogen we ons eindelijk bergafwaarts laten glijden naar onze kampeerplaats. Die ligt in Stave, een klein dorpje, maar het lijkt heel even alsof we in het zuiden van Frankrijk zitten. We mogen onze tent opslaan bij Claire en Robin, een jong koppel dat bewust kiest voor een eenvoudig leven in het groen. Een boomgaard, bloementuin, moestuinen en een paar eeuwenoude, stenen huisjes met lavendelblauwe luiken maken van hun thuisplek een wondermooie overnachtingsplaats.
Mutsen en bier
Na een avond en nacht met enkele korte regenbuien worden we wakker in ons stukje paradijs onder een staalblauwe hemel. We ontbijten in de zon, voelen ons nog méér in het zuiden van Frankrijk, en maken ons stalen ros weer klaar voor een nieuwe fietsdag. Gepakt en gezakt klimmen we over een slingerend baantje het dal weer uit, langs graanvelden en weilanden, met opnieuw een prachtig zicht. In Furnaux draaien we terug de RAVeL op, om na enkele meer gezapige kilometers alweer op onze pedalen te gaan staan. In het kleine kunstenaarsdorpje Maredret fietsen we een heuvel op tot de abdij van Maredret. Minder bekend dan die van Maredsous – die vlakbij ligt – maar geen reden om ze links te laten liggen. De abdij, waar vandaag nog een twintigtal kloosterzusters wonen, kan enkel op afspraak bezocht worden; het winkeltje is wel vrij toegankelijk. Naast de klassieke kaarsen, kaartjes en religieuze boeken kan je er ook wollen babykleertjes en mutsen kopen, gebreid door de zusters. En een aantal ambachtelijk gebrouwen bieren, een samenwerking tussen het klooster en de Belgische brouwerij Anthony Martin. ‘Lekker, hoor’, zegt de zuster achter de kassa, waar we contactloos de mutsjes betalen die we voor onze kinderen gekocht hebben. Met de opbrengst van het bier hopen de zusters hun gebouwen te kunnen restaureren en onderhouden, iets waarvoor ze nu geen subsidies krijgen.
Picknick in Sosoye
We rijden verder zonder bier, om nog geen kilometer verder te stoppen voor kaas. Aan de abdij van Maredsous staat de parking al aardig vol: hier komt meer volk - en waarschijnlijk ook meer geld - binnen dan bij de buren. We bewonderen de abdij enkel van buitenaf, want de RAVeL roept. De fietsweg loopt hier dwars door de vallei van de Molignée, een zijrivier van de Maas. Over de oude spoorlijn rijden vandaag geen treinen meer, maar spoorwegfietsen, een populaire toeristische attractie. We zwaaien terug naar groepjes vrienden en families die ons vrolijk begroeten vanop hun bijzonder vervoermiddel. In Sosoye, gekend op Google als één van de mooiste dorpen van Wallonië, houden we halt voor een picknick met vers stokbrood, worst en abdijkaas. Sosoye ís pittoresk, met huizen van kalksteen, een kleine kerk en ommuurde tuinen. De nostalgische sfeer doet je mijmeren en twijfelen tegelijkertijd over een leven in zo’n piepklein, stil dorpje. We hebben nog zo’n zestien kilometer te gaan tot Dinant, een stukje route dat ons meeneemt door de bosrijke vallei, langs rotswanden die steeds hoger worden. Als je de rotsen en rivieren van bovenaf wil bewonderen: de ruïnes van het middeleeuwse kasteel Montaigle liggen op de weg, en bieden een panoramisch uitzicht op het landschap.
Van bos naar Maas
Van een schaduwrijk fietspad tussen de bomen gaat het naar een jaagpad naast een breed stromende rivier: de Maas. Een heel ander, maar welkom zicht na anderhalve dag ‘spoorweglijnfietsen’. We trappen verder langs het water, met een dreigend wolkendek boven ons hoofd. In de verte zien we het stadje Bouvignes-sur-Meuse liggen, nog wat verder doemt Dinant op met de beroemde citadel. Die staat niet op de werelderfgoedlijst van Unesco – ze staat sinds 2008 wél op de ‘tentative list’, een lijst van gebouwen die kans maken om genomineerd te worden als werelderfgoed – maar ze ligt terecht op deze fietsroute langs unieke locaties. In de straten van Dinant krioelt het van het volk op de kade en de terrasjes. Het is even wennen na twee dagen fietsen in alle rust. Toch maar mooi weer een snippertje België verkend en veroverd. Nog tien etappes te gaan: laat dat ‘werk’ maar komen.
Aanrader: de Unesco fietsroute in Wallonië
Een stevige tocht, zo mag je de Unesco fietsroute gerust noemen. Deze themaroute van 500 kilometer laat je heel Wallonië doorkruisen. Startpunt is Doornik, aan de Franse grens, één van de oudste steden van België. Eindigen doe je in Blegny, een authentieke steenkoolmijn tussen Luik en Maastricht, waar je nog kan afdalen in de oorspronkelijke gangen. Onderweg ontdek je al fietsend de culturele en historische rijkdommen van Wallonië, waaronder verschillende Unesco erfgoedparels.
De langeafstandsroute is onderverdeeld in zes etappes die je telkens gemiddeld in één dag kan afleggen. De etappes volgen bestaande RAVeL-routes of fietsknooppunten. Op de website van Visit Wallonia kan je van elke etappe het aantal kilometers, hoogtemeters en de moeilijkheidsgraad zien, en welk erfgoed er onderweg te ontdekken valt. Opgelet: niet alle bezienswaardigheden liggen helemaal op de route.
De volledige route vind je op www.walloniebelgietoerisme.be. Klik bij menu door naar ‘Doen’ en ‘Fietsen in Wallonië’. Van elke etappe kan je de interactieve kaart, wegbeschrijving en gpx-track downloaden.
Charleroi Youth Hostel
Rue du Bastion d’Egmont 3, 6000 Charleroi, www.lesaubergesdejeunesse.be
In 2019 opende de eerste jeugdherberg in Charleroi. Modern, aangenaam gebouw vlakbij het station, mét ruime fietsenstalling.
We vonden onze kampeerplek via Welcome To My Garden, een netwerk van mensen die hun tuin gratis openstellen voor ‘trage reizigers’ op doortocht, zoals fietsers en wandelaars. Je vindt er kampeerplekken over heel België, maar ook in het buitenland. Een profiel aanmaken op de website is gratis. Op die manier kan je berichten sturen naar ‘hosts’ bij wie je graag een nachtje wil kamperen.
www.welcometomygarden.org