Langs polders, kreken en kanalen
Op mooie, koude dagen is de lucht zo kraakhelder dat ademen op drinken lijkt. Als het niet vriest, kan je ook energie tanken op je fiets. Want: winterfietsen is het nieuwe schaatsen voor ijsvrije winters. Geniet mee van drie routes, drie bijzondere ervaringen van complete rust. Hier ruist het riet langs de grachten en weerkaatst het water het winterzonnetje.
- Fietsen
Route 1: Op safari in de woeste polders
- Uitkerkse polder (50 km)
- Start en einde: station Oostende
Achter de dijk van Blankenberge liggen oeroude graslanden. Koeien begrazen de vette weides. Onder hun hoeven ligt een kleilaag van een meter dikte. Bij plassen en poelen strijken ganzen, eenden en steltlopers neer. Zonder de sloten zou ik me hier op safari kunnen wanen. Maar de natuur kent geen rechte hoeken, de Uitkerkse polder wel. Waterlopen, wegen en dijken verdelen het landschap in percelen, en dat sinds het jaar 1000. De Zwingeul, die van Brugge een wereldhaven maakte, moest zich toen nog vormen en Oostende was nog een vissersdorpje op Testerep, een eiland vlak bij de kust.
De hoogbouw van Blankenberge beschut het open veld niet tegen de wind en de dijken houden het brak water niet tegen. Op de laagste gronden groeien melkkruid en zeekraal, zouttolerante planten verdwaald in polderland. Vlaanderen is afgeleid van flauma, Germaans voor overstroomd gebied. ‘Trek me uit de Vlaamse klei’, zong Raymond, maar slib of wad was juister geweest. In lage landen begint de geschiedenis altijd met dijken.
Ongeveer twee keer per maand rij ik mijn rondje door de polders, van Oostende naar Zuienkerke en weer terug. De route is biljartvlak en de stille boerenwegen slingeren langs akkers, weilanden en dorpen in plaats van saai rechtdoor te lopen. Als het niet te hard waait, glijd ik over het asfalt als een schaatser over het ijs. Winterfietsen is het nieuwe schaatsen voor ijsvrije winters. Koop de juiste, warme fietskledij en stippel in je buurt een route uit die je op twee à drie uur kan rijden. Zo kan je elke droge, vorstvrije dag het licht opzoeken in de natuur. De winter, een somber seizoen? Alleen voor huismussen!
Ook een vaal winterzonnetje kan met kleuren toveren. De Uitkerkse polder is op zijn mooist van november tot februari. In de late herfst koelen de polders bij valavond snel af en vormt er zich nevel boven de weilanden. In januari reikt het riet langs de grachten drie meter hoog. Vogelaars komen de trekganzen observeren, die met duizenden neerstrijken. En soms allemaal samen opvliegen, wat angstaanjagend luid klinkt. De vette, omgeploegde akkers drogen langzaam uit en worden in februari grijs en stoffig.
De polders zijn bezaaid met duizendjarige dorpjes. Hun kerktorens zijn kilometers in de omtrek zichtbaar. Aan het dorpsplein staan witgekalkte boerderijen met klapluiken. In Klemskerke leidt een pad met knotwilgen naar de gotische kerk uit de dertiende eeuw. In Vlissegem rusten zeven gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog op het ommuurde kerkhof. In de beschermde poldergraslanden tussen de dorpen zijn restanten van bunkers te zien.
In Zuienkerke draai ik de Blankenbergse Dijk of Gentele op, die Brugge rond het jaar 1000 verbond met Uitkerke. Van het dorp Sint-Jans-op-den-Dijk blijven slechts een paar huizen en een wit kapelletje over. Vanaf hier fiets ik door het ruige hart van de Uitkerkse polder naar De Haan. Houten omheiningen roepen de sfeer van het Wilde Westen op. De weilanden zijn een millennium ouder dan de hoogbouw op de zeedijk. Via het fietspad langs de Driftweg keer ik terug naar Oostende. Tussen De Haan en Bredene rijzen twee witte piramides op. Of zijn het betonnen zeilen? De woontorens van Park Atlantis zijn zo intrigerend dat ik het mysterie moet ontrafelen: hier fiets ik later nog langs.
Route 2: Uitwaaien bij de middeleeuwse vloedlijn
- Sentse vijfdorpenroute (50 km)
- Start- en einde: Sint-Laureins
Niets is leuker dan je winterfietstocht improviseren… Op een dag in februari laat ik me meewaaien met de westenwind. In Zuienkerke draai ik de Gentele op, ditmaal richting Brugge. Dertig kilometer en twee kanalen later (de Damse Vaart en het Leopoldkanaal) bereik ik Sint-Laureins, de toegangspoort van het Krekengebied. De Sentse vijfdorpenroute ligt kant-en-klaar bewegwijzerd op me te wachten. Een lus van vijftig kilometer, daar heb ik nog net genoeg daglicht voor.
De route volgt eerst het jaagpad langs het Leopoldkanaal en duikt dan de polders in. Ze draait en keert tussen de akkers en steekt twee keer de Blokkreek over. De strakke bries doet de rietkragen ritselen en het water rimpelen. Waar de route naar het westen zwenkt, moet ik me over mijn stuur plooien. Dit is nog altijd de zeebries die de kale boomkruinen langs het Leopoldkanaal deed rammelen. En waarvoor de populieren langs de Damse Vaart hebben leren buigen: ze groeien mee met de overheersende windrichting. De wind negeert dat mensen het Krekengebied hebben ingepolderd. Het waait er als aan zee.
Zeven eeuwen geleden was ik hier even dicht bij de vloedlijn geweest als vandaag in het Zwin. Herders hoedden hun kuddes op de schorren, polderboeren betaalden pacht aan de Sint-Baafs- en Sint-Pietersabdij in Gent, die hier land bezaten. Overstromingen teisterden het gebied. Kerken spoelden weg en werden weer opgebouwd, in Sint-Margriete, Waterland-Oudeman, Sint-Jan-in-Eremo. Het dorp Watervliet verdronk in zijn geheel en herrees twee eeuwen later als havenstad. Mét een deftig stadhuis en een schatrijke kerk die de kathedraal van het noorden wordt genoemd, omdat Nederland vlakbij is. Ik fiets twee kilometer lang op de grens, langs historische witte grenspalen.
Het havenplan voor Watervliet mislukte, maar het dorp ploegde moedig voort. De ‘kathedraal’ lijkt inmiddels verdwaald op de boerenbuiten, maar past nog altijd bij de epische streekgeschiedenis. Blokkreek, Molenkreek, Oudemanskreek, Boerenkreek, Bentillekreek: ze liggen diepblauw en ondoorgrondelijk te sluimeren in het winterlicht en verzwijgen hun ontstaan als getijdegeul of dijkdoorbraak. In de strijd tegen het water trokken mensen eeuwenlang aan het kortste eind. Pas na de aanleg van de Graaf Jansdijk, in de vijftiende eeuw, begonnen ze hun schaapjes op het droge te krijgen. Deze dijk liep van Duinkerke via Knokke naar Terneuzen. Net voorbij het dorpscentrum van Bentille fiets ik langs een aardeweg door de velden: een beschermd restant van de dijk.
Veel wegen waarover ik fiets, waren vroeger dijken. De strijd tussen zee en land is voorbij, aarde en water hebben zich verzoend met hun plek in het landschap. Rietkragen en bomenrijen geven de grenzen aan. De winterzon is meester-schilder in het Krekengebied. Ze mengt zwart door het blauw van de kreken en het aardebruin van de akkers, wast een wit kerkje witter dan wit en verzilvert de blonde rietkanten. De strakke wind doet me zuchten, maar houdt het licht loepzuiver.
Route 3: Dijk van een fietsrit in het Waasland
- Waaslandse waterlopen (38 of 50 km)
- Start: station Lokeren, einde station Sint-Niklaas of Lokeren
Fietstochten kan je improviseren, omdat de fiets mee mag op de trein of kusttram. Er is altijd een station in de buurt. Op een winderige dag laat ik me nog verder het binnenland inwaaien. Vanaf Watervliet fiets ik op de Belgisch-Nederlandse grens naar de kreken van Assenede en naar Sas van Gent. Ik steek het kanaal Gent-Terneuzen over en kom in Wachtebeke uit bij een prachtig, 700 jaar oud kanaal: de Moervaart.
De Moervaart loopt langs het Provinciaal Domein Puyenbroeck en de dorpskern van Moerbeke. Daar geven tuinen uit op het kanaal. Niet van villa’s, maar van rijhuizen met koterijen. Denk er steigers bij. Meerpalen met bootjes, pontons op het water, kinderglijbanen die van de kade duiken. De rommelige gezelligheid van a poor man’s Sint-Martens-Latem. Je wordt jaloers als je op de dijk voorbijfietst.
De Moervaart sluit aan op de Stekense Vaart, die ook 700 jaar oud is en op zijn beurt aansluit op de Molenbeek. Ik fiets van dijk tot dijk, weilanden en sloten schuiven voorbij, en zonder nog één dorp of gehucht te doorkruisen zal ik Sint-Niklaas bereiken.
Vijf ijzeren ophaalbruggen uit het interbellum onthullen dat er langs de Moervaart vroeger hard gewerkt werd. In de suikerfabriek van Moerbeke bijvoorbeeld. Stoomtreinen brachten de suikerbieten naar de fabriek via de Vapeurbrug. De spectaculaire hefbrug is beschermd, maar de spoorlijn Lokeren-Moerbeke is verdwenen. Ze is heringericht als fietssnelweg. Warm aanbevolen: neem de trein naar Lokeren en start daar je verkeersluwe rit langs Waaslandse waterlopen. Fiets naar Sint-Niklaas of keer terug naar Lokeren. In dat geval verlaat je de Molenbeek bij het gehucht Puivelde. In de zanderige bossen van Belsele houdt zich de Boskapel schuil, een idyllisch Mariabedevaartsoord met een altaar en zitbanken onder de bomen. Via de F4-fietssnelweg Antwerpen-Gent kan je veilig naar Station Lokeren fietsen.
Populieren passen bij kanalen zoals kapelletjes bij de boerenbuiten. Waar ze verdwenen zijn langs de Moervaart, is het landschap zijn ritme kwijt en ik als fietser de metronoom die mijn tempo aangeeft. Dijken zonder bomen lijken eindeloos, behalve langs de Stekense Vaart en de Molenbeek. Daar lopen grachten haaks op de dijk, die de weilanden verdelen in gelijkmatige percelen. Ik fiets langs de 700 jaar oude abdijgronden van de Fondatie van Boudelo. Waar men gaat langs Vlaamse wegen, komt men volgens de overlevering monniken met spades tegen. Ze groeven de kanalen en sloten om de moerassen droog te leggen en te veranderen in landbouwgrond. Turfstekers en steenbakkers vervoerden hun producten over de Moervaart en de Stekense Vaart. Ik fiets over jaagpaden waar forse paarden vroeger volgeladen schuiten voorttrokken. Het landschap is sinds de middeleeuwen niet veel veranderd.
Ik hou op fietstocht zelden halt bij musea of terrasjes. De attractie is het landschap. In de winter is het helemaal van jou alleen. Het fluistert oeroude verhalen. Als fietser ben je stil genoeg om ze te horen.
De bijenkorf van Park Atlantis
De twee woontorens van Park Atlantis domineren het beeld. De meningen zijn verdeeld: sommigen vinden het betonnen geweld, anderen kunnen de zeshoekige appartementen van de bijenkorf – net een honingraat – echt wel appreciëren. Ignace Vanden Bulcke van Heemkring De Haan weet er alles van. Hij is sinds 1989 de buurman van Park Atlantis.
“De Super Blekkaard – want zo heten de twee woontorens – zijn een stuk geschiedenis van eht kusttoerisme. Na de invoering van het betaald verlof in 1936 werd de volkstoeloop te groot. Wildkamperen werd verboden; ondernemende boeren gingen campings uitbaten. Na de Tweede Wereldoorlog repte de socialistische arbeidersbeweging zich naar de kust. De katholieke rivalen hadden in de meeste badplaatsen al vakantiecentra, het was tijd voor een inhaalbeweging! In Klemskerke konden de socialisten het Torenhof op de kop tikken, een grote boerderij in het heidegebied achter de duinen. Daar begon het latere Park Atlantis al camping.”