Langs de Berlijnse Muur
Ooit spleet de Muur Berlijn in tweeën. Nu vormt de voormalige grens het decor voor een memorabele fietstocht van 160 kilometer. De Mauerweg verkent niet enkel de erfenis van een stad gescheiden van tafel en bed, het pad slingert ook heerlijk door uithoeken van Berlijn die je in geen enkele reisgids vindt.
- Fietsen
Van de val van de Muur herinnert Sascha Möllering zich vooral de geur - die van ‘een miljoen shitty little cars’, waardeloze Trabantjes die in november 1989 met hun uitlaatgassen Berlijn versmachtten. Alle Ossi’s wilden tegelijk de grens over, kijken hoe het er intussen bij de buren uitzag. En van lage-emissiezones hadden ze in Oost-Duitsland nooit gehoord. Als West-Berlijnse tiener had Sascha belangrijkere dingen aan z’n hoofd dan de geschiedenis die live in zijn stad geschreven werd. Zijn Mutti, zich bewuster van het belang van de gebeurtenissen, takelde hem uit de zetel, duwde enkele bankbiljetten in z’n knuisten en maande hem aan om het te gaan beleven. ‘Dit blijft je je hele leven bij’, zei ze. Moeders, wat zouden we zonder hen zijn?
Nu werkt Sascha als gids bij het fietsverhuurbedrijf Berlin on Bike. Hij vervoegt ons een poos op de Mauerweg, een route die 160 kilometer lang de contouren van de vroegere Berlijnse Muur volgt. Samen bollen we van het Mauerpark naar de Brandenburger Tor. Sascha remt en kijkt mijmerend naar het monument. ‘Ik vind het nog altijd fantastisch om eronderdoor te fietsen’, zegt hij. Tot 1989 lag de Tor pal in het grensgebied, verboden terrein voor inwoners van oost én west. Nu is het een symbool van de hereniging. Ook op andere vlakken veranderde de aanblik van Berlijn drastisch. Zo rijden er amper nog Trabants - enkel op Ostalgie beluste toeristen durven zich weleens in zo’n matchbox van een autootje te wringen. Onze longen zijn dankbaar.
(V)luchtmatras
Een uur daarvoor op de fiets, 28 jaar eerder in de geschiedenis. In de zomer van 1961 was het voor de Duitse Democratische Republiek welletjes geweest. In weerwil van het socialistisch paradijs dat de partijbonzen meenden te bouwen, keerden elk jaar duizenden Oost-Duitsers het vaderland de rug toe. Tussen 1949 en 1961 vluchtten 2,6 miljoen mensen naar het westen, waaronder de ouders van Sascha. Om het bloeden te stelpen, trok Oost-Duitsland een ‘antifascistische verdedigingslinie’ op - officieel om de eigen bevolking te beschermen tegen de verderfelijke invloeden van buitenaf, officieus om hen op te sluiten in een openluchtgevangenis. Los van de gevolgen ervan was de bouw van de Muur een logistieke en technologische krachttoer. In één nacht tijd voorzag de DDR een grens van tientallen kilometers van een omheining van prikkeldraad. Daarvoor zette het 40.000 mensen in, niemand van hen praatte z’n mond voorbij. Al wie al eens een verrassingsfeestje organiseerde, weet hoe straf dat is.
Aan de Bernauer Strasse stappen we van onze fiets. Deze straat lag pal op de grens tussen oost en west, nergens is de Berlijnse scheiding van tafel en bed voelbaarder. Op elke vierkante meter grond zijn hier tranen gevallen - van familieleden die van elkaar gescheiden waren, van pasgehuwden die zwaaiden naar kennissen die niet op hun trouwfeest aanwezig mochten zijn. Nu is er een Gedenkstätte aan de Bernauer Strasse, er staat ook nog een flink stuk Mauer recht. Hier wordt ook meteen duidelijk dat de Berlijnse Muur eigenlijk uit twee muren bestond: een binnen- en een buitenmuur, met daartussen een Todesstreifen - een dodenstrook waar bloeddorstige Duitse herders surveilleerden en waar wachters met scherp schoten. ‘Na de val van de Muur moesten alle honden afgemaakt worden’, zegt Sascha. ‘Ze waren te agressief om nog iets anders te doen.’
Die hindernissen temperden de vrijheidsdrang maar weinig. Ondernemende Oost-Duitsers trachten te ontsnappen in auto’s, tanks of al zwemmend. Eentje probeerde het in een zelfgemaakte heteluchtballon: toen de windrichting veranderde en dreigde hem weer richting oosten te blazen, liet de ballonvaarder zich te pletter storten. ‘Mijn favoriete verhaal is dat van de drie broers die elk op hun eigen spectaculaire manier ontsnapten’, vertelt Sascha. ‘Eentje vaarde de Elbe over op een luchtmatras, een andere zoefde via een zipline naar het westen. Samen kochten de twee een vliegtuigje. Ze verfden er een rode Sovjetster op en gingen zo hun derde broer halen.’
Sascha wijst op de lijnen op de grond, een wirwar van ontsnappingstunnels van west naar oost en andersom. ‘De grond van Berlijn maakte graven moeilijk: los zand deed tunnels instorten, hoog grondwater zette ze onder water’, zegt Sascha. ‘Aan de Bernauer Strasse liet de ondergrond het wel toe.’ Lukte het in het westen nog vrij gemakkelijk om zo’n tunnel geheim te houden, dan bleek dat in het oosten heel wat moeilijker. Al was het maar omdat de gravers elke nacht een hoop grond moesten zien te dumpen in voortuintjes.
Idylle en gruwel
De Mauerweg passeert Checkpoint Charlie - Berlijners noemen het Snackpoint Charlie - en de East Side Gallery, waar Sovjetleider Leonid Brezjnev en DDR-bons Erick Honecker elkaar een flinke tong draaien. De kracht van dit fietspad is evenwel dat je niet enkel dat soort toeristische mierennesten meepikt, maar ook het Berlijn ziet waar geen hop-on-hop-offbus komt. We sjezen door parken, sleuren onze fietsen trappen op en vervoegen pendelaars op een eindeloos fietspad, gesandwicht tussen de snelweg en het Teltowkanaal. De Mauerweg slingert voorbij chroesjtsjovka’s en doorheen ingedutte buitenwijken - Duitsers schijnen graag een vlaggenmast met een wimpel van hun favoriete voetbalploeg in hun hof te planten. Onderweg vangen we glimpen op van het alledaagse gangetje op z’n Duits: van prille ouders die kinderkoetsen voortduwen, een oude man die z’n krant doorworstelt op een terras.
De stad eindigt plots. Nu leidt de Mauerweg ons voorbij zeeën koolzaad, een geel tapijt zover het oog reikt, langs kersenbomen in bloei en door eindeloze berkenbossen. Veel plassen en meren ook: bijna een vierde van de grens liep door water. De zon schijnt, een nachtegaal zingt. Maar net wanneer de idylle het dreigt te halen, beseffen we waarom er hier niets dan berken groeien. We fietsen over de dodenstrook. Als pionier koloniseert de berk een landschap dat 35 jaar geleden nog braak lag - met uitzondering van gaashekken, prikkeldraad, greppels en matten met ijzeren pinnen, bijgenaamd ‘Stalins gazon’. Regelmatige infoborden langs de Mauerweg nemen de laatste twijfel weg: ook verlaten regionen waren populair voor vluchtpogingen en die liepen niet altijd gunstig af. Elke gesneuvelde kreeg z’n gedenkplaat. Zo lees ik over de jonge wachter die door een collega op de vlucht doorzeeft werd. Bucolische plaatjes en gruwelverhalen, het is een bevreemdende combinatie.
Gelukkig is er plaats voor humor. Een van de infoborden toont een schooljongen met een knapzak op zijn fiets en een ietwat schuldige blik in de ogen, op de voet gevolgd door een tank. We leren dat de jongen in Eiskeller woonde, een West-Berlijnse exclave, en dat hij elke ochtend via een achthonderd meter lange en vier meter brede strook West-Berlijn naar school fietste. Op een dag daagde hij niet op, later vertelde hij zijn leraar dat de Oost-Duitse politie de weg had afgesloten en hem had gearresteerd. De Britten, destijds nog verantwoordelijk voor die Berlijnse sector, plaatsten prompt dertig soldaten in de exclave en escorteerden de jongen elke dag naar school. Pas decennia later kwam de waarheid uit: de knaap zocht een excuus voor een dag spijbelen.
De Mauerweg is een feest voor fietsers die smullen van dat soort verhalen. Die houden van grenzen, van geografische eigenaardigheden, van ex- en enclaves. Laten fotograaf Michael en ondergetekende net dat soort mensen zijn. Op de tweede dag fietsen we naar een andere exclave, Steinstücken. Sascha attendeert ons op een spoorwegbrug. ‘De brug behoorde tot het westen, de treinlijnen eronder tot het oosten’, zegt hij. Steinstücken zelf was nog zo’n curiositeit. Tot 1971 was het West-Berlijnse dorp volledig omcirkeld door Oost-Duitsland, enkel bewoners mochten erin en -uit. Pas nadat oost en west enkele gebieden ruilden, ontstond er een corridor van twintig meter breed. Waarop Steinstücken meteen populair werd bij toeristen die er, dixit Sascha, ‘vanaf torens een blik konden opvangen van the evil empire, het rijk der duisternis.’
Zeg niet ‘hotdog’ tegen een Ketwurst
De Mauerweg volgt zo goed en zo kwaad als mogelijk de grens. Daardoor weten we altijd waar we zijn: het oosten ligt immer aan onze linkerkant, het westen rechts. Anno 2023 is het verschil tussen beide amper met het blote oog waar te nemen, al duikt er af en toe wel een herinnering aan de scheiding op. We fietsen over een verlaten brug over de Spree, ooit een controlepost. De vlaggenmast staat nog recht. Wat verderop brokkelt een huis af; vroeger was het een wegrestaurant waar vrouwen in witte schorten soljanka en andere Sovjetkost serveerden, maar ook hamburgers en hotdogs. ‘Alleen mochten die zo niet genoemd worden - te Amerikaans, te kapitalistisch’, zegt Sascha. ‘En dus was een hotdog een Ketwurst, een samentrekking van ketchup en Wurst.’
We kijken uit over de rivier, die hier de grens vormde. ‘Maar niemand wist precies waar die precies lag’, zegt Sascha. ‘Toen een westerling vanuit een motorbootje zwaaide naar een Oost-Duitse grenswachter, zag die laatste dat als een provocatie - voldoende om hem genadeloos neer te maaien. Het is nog altijd onduidelijk of hij effectief over de grens was.’
Ook voor West-Berlijners leidde de scheiding tot claustrofobische gevoelens. Zij konden nergens naartoe, tenzij ze een lange autorit trotseerden. Sascha herinnert zich de rijen aan de grenspost op de laatste dag van het schooljaar, wanneer West-Berlijners massaal vertrokken naar Beieren, Oostenrijk of Italië. West-Duitsland betaalde het oosten vijf Duitse mark voor elke auto die over Oost-Duitse snelwegen reed - een van de grootste inkomstenbronnen van de DDR. ‘Deed je er verdacht lang over om het Oost-Duitse grondgebied te verlaten, dan mocht je er zeker van zijn dat je grondig gecontroleerd zou worden. Oost-Duitsland was er als de dood voor dat West-Berlijners mensen het land uit zouden smokkelen.’
Daarna gaat het in draf naar Potsdam, eerst door zanderige bossen, daarna via parken en over de Glienicke Brücke, waarop oost en west soms spionnen uitwisselden. Nu pas merken we dat we al anderhalve dag geen toerist gezien hebben. Potsdam is groots en groen in alle opzichten. Elk beetje Pruisische prins pootte hier een optrekje neer. Zoals het Cecilienhof, een paleis in de stijl van een Engels landhuis. Gebouwd door de laatste Duitse kroonprins voor zijn vrouw, Cecilie - Francine zou vreemd geweest zijn - maar vooral bekend geraakt omwille van de Conferentie van Potsdam die er na de Tweede Wereldoorlog plaatsvond. We komen vijftien minuten voor sluitingstijd aan, maar Michael telt zonder verpinken acht euro inkomgeld neer. Hij wil absoluut de ronde tafel zien waaraan Truman, Churchill en Stalin het Derde Rijk verdeelden en zo de fundamenten voor de Berlijnse Muur legden.
Politiestaat
Op de laatste dag duiken we de noordelijke Franse sectie van Berlijn in. Meer dan 70 kilometer lang komen we de bossen niet uit. Dat is welgekomen, na drie dagen propvol indrukken. Het meditatieve ritme van de pedaalslagen doet ons verdwalen in onze gedachten. We denken aan alle muren die in de geschiedenis zijn opgetrokken - fysieke en andere - om mensen, ideeën en ideologieën binnen of buiten te houden. Aan de muren die nog altijd verrijzen, ook op ons continent. Hoe hoog je die ook bouwt, hoe manhaftig je ze tracht te verdedigen, ze kunnen nooit mensen voor altijd tegenhouden.
Dat bewijst de Berlijnse Muur. De DDR, de ultieme politiestaat, perfectioneerde het surveilleren van de eigen bewoners. Ter vergelijking: de Sovjet-Unie telde één KGB’er per 5830 inwoners, terwijl in het Derde Rijk elke Gestapo-agent zo’n 2000 mensen in de gaten hield. Oost-Duitsland schakelde een Stasi-officier of informant per 63 mensen in - tel de deeltijdse krachten mee en het waren er één op 6,5. De DDR mat een gebrek aan loyaliteit aan de staat af aan miniemste tekenen, zo schreef Anna Funder in Stasiland,’een antenna gericht op de ontvangst van de westerse tv, een rode vlag die niet werd uitgehangen op 1 mei, een gewaagde grap over Honecker.’
Maar ondanks dat schrikbewind vertoonde de Muur finaal barstjes. Het begon met zacht protest. Toen de DDR dat in de kiem wilde smoren - door de reisbeperkingen te verzachten - stroomden Oost-Berlijners massaal richting grensposten. Op de Bornholmer Brücke drumden tienduizend mensen samen. De dam brak - probeer dat water maar eens te stoppen, onbegonnen werk. Nu, 34 jaar, blijft er van de Muur niet veel meer over. Niet fysiek - het leeuwendeel is vermalen tot Autobahn - maar ook niet in de open geesten van de Berlijners: de Muur is niet meer dan een litteken over Berlijn, zo eentje waaraan je al lang niet meer krabt en dat jaar na jaar verder vervaagt.
Bij het binnenrijden van Berlijn valt ons een anekdote van Sascha te binnen. Toen de Muur viel en een miljoen Trabantjes naar het westen tuften, beloofde Coca-Cola elke Ossi een blikje frisdrank. Marketing op z’n efficiëntst: zelfs nu is het marktaandeel van Pepsi merkelijk lager in het oosten van Duitsland. Met dank aan de smaak van de vrijheid. Ook wij hebben dorst na 160 kilometer in het zadel. We kopen enkele biertjes en drinken die op in het Mauerpark - ooit de dodenstrook, nu een park in permanente feeststemming. Wat fijn dat dit kan.
De meren van Brandenburg
Berlijn en de omliggende deelstaat Brandenburg tellen meer dan 3000 meren. Geen betere afkoeling tijdens een zweterige fietsrit dan een plons! Wannsee en Schlagtensee zijn populaire keuzes, maar vraag het vooral eens bij de locals. Elke Berlijner heeft z’n eigen geheime zwemplek en de populariteit van sommige meren verandert per jaar. Weetje: toen Berlijn nog een gescheiden stad was, liep de grens op vele plekken door water. Zo ook door het Gross-Glienickermeer. West-Berlijners konden er zwemmen, maar zeker niet verder dan de boeien!