
Rome, voor eeuwig en altijd
Misschien heet Rome wel ‘de Eeuwige Stad’ omdat je er eigenlijk gewoon moet blijven. Elke hoek, elke steen, elke onverwachte bocht verbergt geschiedenis, kunst, littekens — en af en toe een Vespa die fluistert: ‘het is maar een krasje.’ Thomas De Boever trok naar de Italiaanse hoofdstad en werd voor eeuwig verliefd in dit bijzondere jubeljaar.
- Wandelen
Rome overvalt je. Traag, maar genadeloos. Er zijn duizenden officiële redenen om naar de Eeuwige Stad te trekken. Dit jaar — 2025 — komt daar nog eentje bij, eentje waar zelfs het Vaticaan niet omheen kan: het is een Heilig Jaar. Een Jubeljaar. De paus heeft daarvoor de vier Heilige Deuren geopend. Letterlijk. Symbolisch. Ritueel. Ze worden om de 25 jaar opengezet, al durft een paus daar weleens van afwijken als de omstandigheden erom vragen. Zo kondigde paus Franciscus in 2015 bijvoorbeeld een Buitengewoon Jubeljaar van Barmhartigheid aan. Een extra editie, ‘omdat de wereld het nodig had’, aldus de paus. Dat jaar gingen de deuren dus wéér open — van december 2015 tot november 2016 — en kon iedereen opnieuw op spirituele reset. Wie tijdens zo’n Jubeljaar een volle aflaat wil scoren, trekt langs de vier grote pauselijke basilieken van Rome. Vier plekken waar geloof tastbaar wordt, en waar geschiedenis en macht stevig door elkaar lopen.
Klop op de deur
Er is natuurlijk de Sint-Pietersbasiliek, in het hart van Vaticaanstad, met z’n indrukwekkende koepel en een Sint-Pieter waarvan de teen gladgesleten is van eeuwenlange devotie. Maar de oudste is de Sint-Jan van Lateranen, officieel nog altijd de ‘moeder van alle kerken’. Santa Maria Maggiore eert Maria in grootse stijl — met mozaïeken, relieken en net iets te veel marmer — terwijl Sint-Paulus buiten de Muren rust brengt: een majestueuze oase met zuilengalerijen en het graf van de apostel zelf. Het zijn vier bakens van erfgoed en devotie. Ze worden pauselijk genoemd omdat ze rechtstreeks onder het gezag van de paus vallen. Hij opent symbolisch de eerste deur — die van Sint-Pieter — meestal met een ferme klop en een flinke ceremonie. De rest volgt in zijn zog. Wat volgt, is een jaar lang Rome waarin je iets makkelijker je ziel redt. Zeggen ze. Het plan is simpel: vier deuren, vier basilieken. De eerste dag vullen we met de Spaanse Trappen, de Trevifontein en Trastevere. Dan zijn we klaar voor het echte werk.
Pelgrim met een pasje
De volgende ochtend zijn we vroeg uit de veren. We willen de massa voor zijn, of er tenminste niet helemaal in vastlopen. Op het programma: het Vaticaans museum. Dat hebben we bewust op dag twee gezet. Je loopt er niet rond, je wordt erdoor gesleurd. Gang na gang, zaal na zaal, plafonds die meer aandacht opeisen dan je nekwervels fijn vinden — nog voor je bij Rafaël of een glimp van de Sixtijnse Kapel komt. Kunst, goud, marmer, fresco’s, tapijten, bogen, kruisen, meer marmer, meer goud. We waren er bij de eerste bezoekers, wat echt het enige redmiddel is. De ingang is chaotisch. Tickets vooraf regelen is noodzakelijk, tenzij je van wachtrijen houdt die zich gedragen als pelgrims: eindeloos, langzaam en zonder duidelijke richting. En als je denkt dat het daarna rustig wordt: neen. De Sixtijnse Kapel komt pas op het einde. Wat je ziet, is subliem. Michelangelo’s Laatste Oordeel kijkt je niet aan — het scant je. Alles daarna is bijzaak. En dan, buiten. Licht. Lucht. En direct weer naar binnen. Want de Sint-Pietersbasiliek ligt op je te wachten. De eerste van de vier pauselijke basilieken, en meteen ook de grootste. Aan de buitenkant al overweldigend, met een plein dat meer op een arena lijkt, geflankeerd door zuilen die je in de juiste richting sturen. Al is dat optisch bedrog — van zodra je bij de ingang komt, begint het wachten. Wij stonden er meer dan een uur en een kwart aan te schuiven. In maart. De Heilige Deur was open — dat hoort zo in een Heilig Jaar. En dus gingen ook wij erdoor. Een beetje plechtig. Een beetje onwennig. Met een volle aflaat. Alles kwijt. Alsof je spiritueel gewassen wordt door gewoon het juiste deurtje te kiezen. Ik deed wat iedereen deed: ik raakte de deur aan. Gewoon, met één hand. Er ging een soort tinteling door mijn vingers. Religieus of statisch geladen — moeilijk te zeggen. In elk geval voelde het ernstig genoeg om even te doen alsof ik dacht aan mijn zonden. Maar die waren, vermoed ik, discreet naar buiten geglipt. Of gevlucht in een zijbeuk? Binnen is het zoals je het herinnert: groter dan groot. Een monument dat meer is dan een kerk. Het graf van Petrus ligt eronder, het middelpunt van het katholicisme erboven. Donato Bramante tekende de eerste plannen begin 1506. Na hem kwamen Rafaël, Antonio da Sangallo, en uiteindelijk Michelangelo, die de koepel ontwierp toen hij al in de zeventig was. Bernini maakte het af: het plein, het baldakijn, de beelden, de barokke grandeur die de ruimte vult tot in de nok. Bernini’s baldakijn is een barokke vuist in de maag, Michelangelo’s koepel een oog naar boven dat je rechtzet. Overal beelden, reliëfs, vergulde letters in het Latijn. De vloer blinkt, de marmerlagen zijn eindeloos en elk zijaltaar is een kunstwerk dat elders in de stad een attractie op zich zou zijn. De Pieta van Michelangelo, gemaakt toen hij amper 24 was, ligt verstopt achter glas. Er hangt een feestelijke rust — alsof men weet dat het hier mag, dat verwondering ook iets religieus heeft.
Overdosis heiligheid
Voor mijn vrouw en de kinderen was het na het Vaticaan wel even genoeg. Begrijpelijk. We hadden nog maar twee dingen gedaan — het museum en Sint-Pieter — maar de overdosis heiligheid bleek al ruim voldoende. Eén dag Rome op volle toeren hoeft niet lang te duren. Zij trokken zich terug in een gelateria, met uitzicht op een fontein. Ik ging alleen verder. Bedevaarten moet je soms in stilte doen.
De tweede pauselijke basiliek: Sint-Jan van Lateranen. De moeder van alle kerken, zeggen ze. En dat is niet symbolisch bedoeld. De gevel draagt de inscriptie: Sacrosancta Lateranensis Ecclesia Omnium Urbis et Orbis Ecclesiarum Mater et Caput — de Allerheiligste Kerk van Lateranen, moeder en hoofd van alle kerken van de stad en van de wereld. Deze basiliek is ook de officiële kathedraal van Rome. Niet Sint-Pieter! Hier zetelt de paus, tenminste op papier. Zijn troon staat er nog steeds. Achter een koordje. Ook hier is de Heilige Deur geopend. Geen controle, geen wachtrijen, gewoon een open doorgang met symbolisch gewicht. Ik raakt ze opnieuw even aan. Aflaat nummer twee. Alles telt. Binnen is het ruim. Groots, maar minder opzichtig dan Sint-Pieter. Je blijft er wat langer hangen. Niet omdat je moet, maar omdat je het wil. De ruimte is strakker, helderder, bijna geometrisch kalm. Constantijn de Grote schonk deze plek in de vierde eeuw aan de paus. Wat begon als een paleiskapel groeide uit tot een basiliek die al zestien eeuwen meegaat. Alles is sindsdien wel eens herbouwd, afgebrand of opnieuw aangekleed — zoals dat gaat met dingen die lang meegaan — maar de sfeer is er nog. Een vriendelijke man in een wit gewaad met een rood kruis — lid van de Templari Oggi, zoals hij me uitlegt — houdt hier een oogje in het zeil. Hij nodigt me beleefd uit voor een mis later die dag, geleid door ‘de nummer twee van het Vaticaan’. Ik knikt dankbaar, al heb ik geen flauw idee wie dat is. Achteraf blijkt het om de kardinaal-staatssecretaris te gaan, maar op dat moment klinkt het vooral indrukwekkend. In de centrale gang staan twaalf apostelen van wit marmer, alsof ze elk moment kunnen beginnen wegwandelen. Voor ik verderga, wandel ik nog even tot aan de Scala Santa, de Heilige Trap, recht tegenover de basiliek. Volgens de overlevering werd deze trap in de vierde eeuw van Jeruzalem naar Rome gebracht door keizerin Helena, de moeder van Constantijn de Grote. Jezus zou ze ooit zelf beklommen hebben, op weg naar Pontius Pilatus. Vandaag kruipen gelovigen er op hun knieën naar boven, elke trede een gebed. Religiositeit op haar scherpst — en pijnlijkst.
Stukje Gent
Na een dag vol heilige indrukken besluiten we ’s avonds de minder bekende wijk Testaccio te verkennen. De straten ogen soms wat groezelig, zelfs donker, maar dat draagt juist bij aan de charme en echtheid van de buurt. Testaccio ligt rond een heuvel die bestaat uit miljoenen oude amforen — Monte Testaccio, een Romeinse afvalberg avant la lettre, netjes opgestapeld over de eeuwen heen. Op straat is het levendig. In een klein parkje staat een avondmarktje. En dan, op de gevel van een flatgebouw: een springende wolf. Geen decoratie, maar een muurschildering van ROA, de Gentse street artist. Een stukje Gent in het zuiden van Rome. We voelen ons plots een beetje thuis.
Rommelen in Rome
De volgende ochtend kiezen we niet voor een kerk. Tijd voor een andere zondagsritus: de rommelmarkt! Porta Portese, de grootste van Rome. We dwalen. De kinderen speuren naar iets met karakter, wij naar iets dat mee in de koffer kan. Souvenirs zijn er nauwelijks, schatten des te meer. Na een stevige ochtend tussen het stof van de tweedehands en de geur van oude kaas, trekken we met een gereserveerd ticket (boek op tijd!) richting het Colosseum. Afspraak om 12 uur. Het Colosseum blijft een absolute must, ook als je er al geweest bent. Het is geen gebouw, het is een echo van alles wat er ooit op menselijk vlak misliep, verpakt als werelderfgoed. Naast het Colosseum ligt het Forum Romanum. En net daarachter de Palatijn. Als je genoeg tijd hebt (en stevige schoenen), kan je je daar gemakkelijk een halve dag in verliezen. Wij houden het bij een uitgekiende route, met genoeg marmer en pilaren om te beseffen dat de Romeinen toch wel een en ander hebben uitgevonden. Rare jongens, die Romeinen.
Van de oudheid naar de paus
Daarna gaan we op weg naar onze derde pauselijke halte: Santa Maria Maggiore. De kinderen hun tweede aflaat, ik mijn derde. Iedereen op schema. Op weg naar Santa Maria Maggiore doen we iets wat zelden wordt aangeraden in Rome, maar wel zou moeten: we gaan te voet. Van het Colosseum tot de basiliek loopt een route door Monti, een wijk die tegelijk oud en hip is, zoals alleen Rome dat durft. Het is een aanrader om dit stuk niet over te slaan. Je stapt letterlijk van de oudheid naar de paus. De basiliek zelf — Santa Maria Maggiore — is opnieuw monumentaal. Het is de grootste Mariakerk van de stad. Je komt binnen via de Heilige Deur — ik raak ze kort even aan, uit gewoonte bijna. Aflaat nummer drie. De rij is langer dan anders, het Heilige Jaar doet zijn werk. Onder het altaar ligt een relikwie waar jaarlijks duizenden pelgrims op afkomen: een stukje hout uit de kribbe van Jezus. In een schrijn, onder glas, een paar meter lager in de crypte. Nu, tijdens het Jubeljaar, is het er extra druk. De stijl van de kerk is, zoals veel in Rome, een laagjestaart van tijdperken. Oorspronkelijk vroegchristelijk — vijfde eeuw — met een strak romaans grondplan, een renaissanceplafond dat volgens de overlevering verguld is met het eerste goud uit Amerika, en een barokke façade die er pas in de achttiende eeuw is opgeplakt. De mozaïeken in het schip en op de triomfboog dateren uit de vijfde eeuw — ouder dan sommige zonden. Verhalen uit het Oude Testament in glinsterend steengruis, nog altijd even scherp en kleurrijk als je het geduld hebt om te kijken. Achteraan, in de apsis, blinkt een latere toevoeging uit de dertiende eeuw, met Maria op een troon en Christus die alles overziet alsof hij het goedgekeurd heeft. Vóór het altaar zit nog iemand die kijkt: paus Pius IX, geknield in wit marmer. Hij bidt hier al even. En hij lijkt nergens van op te kijken. Het is opnieuw overweldigend, maar niet vermoeiend.
Rome, buiten de muren
De nacht brengt rust. Een welkome pauze voor we de volgende ochtend de vierde en laatste pauselijke basiliek bezoeken: San Paolo fuori le Mura. Zoals de naam suggereert: deze basiliek ligt buiten de muren van het oude Rome. In de tijd van de Romeinen was dit nog buiten de stadspoorten, op de Via Ostiense, waar volgens de traditie de apostel Paulus werd begraven. Zijn graf ligt er nog steeds, onder het hoofdaltaar, afgeschermd door een koepel van stilte. De basiliek zelf is anders dan de drie andere. Groter dan je verwacht, rustiger dan je denkt. Minder barok, meer basilicaal — met lange zuilengangen, een vlak cassetteplafond en een indrukwekkende mozaïekwand boven het altaar. Alles is in balans, in plaats van in overdrive. De sfeer is ingetogen. Het voelt minder als een monument, meer als een plek waar de tijd gewoon even gaat zitten. Buiten wacht de drukte, maar hier blijft het traag. En dan is het zover. Vier basilieken. Vier deuren. Vier aflaten, als je het goed geteld hebt. Iedereen z’n eigen reden, z’n eigen route, z’n eigen stukje Rome.
Hebben we nu alles zien in Rome? Verre van, dat lukt nooit. Alles voelen? Misschien wel. En dat is het. Vier deuren, vier aflaten, duizenden stappen, nog meer indrukken. En het gevoel dat het pas begonnen is. Gezegend zijn kost tijd. En Rome rekent in eeuwen.
Het Heilige Jaar: een aflaat met een handleiding
Een Heilig Jaar — of Jubeljaar — is een bijzonder jaar van vergeving, verzoening en spirituele herbronning. In principe vindt het om de 25 jaar plaats, maar een paus mag daar flexibel mee omspringen. Tijdens zo’n jaar worden de vier Heilige Deuren van de grote pauselijke basilieken geopend. Dat gebeurt met een plechtige ceremonie, waarbij de paus de eerste deur symbolisch opent met drie slagen op een hamer. De rest volgt in het zog van zijn heiligheid.
Wie als pelgrim door deze deuren stapt, bidt, biecht en communiceert (in de juiste volgorde), krijgt een volle aflaat: spirituele kwijtschelding van straffen voor zonden. Niet slecht, voor een wandeling. In 2025 worden miljoenen gelovigen verwacht. En minstens evenveel mensen die graag eens een speciale deur aanraken zonder schuldgevoel…
Vier heilige deuren
Ze vormen de ruggengraat van elk Heilig Jaar: de vier pauselijke basilieken van Rome. Alleen hier vind je een Heilige Deur, en alleen deze vier kerken vallen rechtstreeks onder het gezag van de paus. Elke basiliek telt mee voor wie een volle aflaat wil scoren, maar ook zonder zondelast zijn ze indrukwekkend.
1. Sint-Pietersbasiliek – in het hart van Vaticaanstad. Bekend, kolossaal en overweldigend. Je vindt er Michelangelo’s koepel, Bernini’s baldakijn, de Pietà en een plein dat meer lijkt op een processiepodium dan op een plein.
2. Sint-Jan van Lateranen – aan de rand van het centrum. De oudste, en officieel de kathedraal van Rome. Hier staat de pauselijke troon, of althans de symbolische versie ervan. Minder toeristen, meer stilte.
3. Santa Maria Maggiore – op de Esquilijnheuvel. De grootste Mariakerk van de stad, met mozaïeken uit de vijfde eeuw, een relikwie van de kribbe, een marmeren paus en tientallen biechtstoelen in alle talen.
4. Sint-Paulus buiten de Muren – buiten het drukke centrum. Een plek van rust, ritme en Romeinse grootsheid. Het graf van de apostel Paulus ligt hier, onder een sober maar indrukwekkend altaar. En de zuilengalerij alleen al is een kleine bedevaart waard.