De veldkapel van broeder Klaus
Erik Van de Perre pakte z’n camper en begaf zich op weg de Eifel. Deze vaak onderschatte Duitse regio ligt op maar een steenworp afstand van België. Het relaas van zijn roadtrip lees je in Pasar Camper & Kamperen.
- Kamperen
Eén van zijn ontdekkingen op deze trip was een wel heel bijzondere veldkapel van toparchitect Peter Zumthor… In Wachendorf, een Eifeldorpje in de buurt van Mechernich, bouwde een diepgelovige boer in 2007 een veldkapel ter ere van zijn beschermheilige. Die Nicolaas van Flüe (1417-1487) stond bekend als ‘Broeder Klaus’. Op zich geen wereldschokkend nieuws, zou je denken. Totdat je de kapel ziet: die werd ontworpen door niemand minder dan Peter Zumthor (°1943). Hoe belandde een wereldberoemde Zwitserse sterarchitect, die in 2009 voor zijn oeuvre met de prestigieuze Pritzker Architecture Prize werd onderscheiden, in godsnaam in een boerengat in de Eifel?
Hermann-Josef Scheidtweiler, de opdrachtgever, had geen idee wie Peter Zumthor was. De boer uit Wachendorf had de naam ontdekt in een artikel in de lokale krant – Zumthor was indertijd in Keulen aan de slag als architect van het Aartsbisschoppelijke Kunstmuseum Kolumba – en stuurde hem doodleuk een brief met de vraag of hij voor hem even een kapel kon ontwerpen ter ere van zijn beschermheilige.
Een ongewoon verzoek aan een sterarchitect, die over de hele wereld actief is en torenhoge honoraria opstrijkt. Maar… omdat Broeder Klaus een landgenoot en bovendien de lievelingsheilige van zijn moeder was, aanvaardde Zumthor de opdracht toch na enig wikken en wegen. Het ontwerp van de Zwitser was heel modern, maar paste tegelijk in de landelijke omgeving. Door te kiezen voor een eenvoudige, maar arbeidsintensieve bouwmethode, bleven de kosten binnen de perken. En wat meer was: Hermann-Josef kon de klus met de hulp van familie en vrienden grotendeels zelf uitvoeren.
Eerst werden 112 sparren gerooid en aan elkaar vastgesjord, waarrond de bekisting werd gemaakt. Met behulp van zware balken werd zelfgemengd beton tegen de stammen aangedrukt, gebruik makend van de traditionele 'stamptechniek' uit de Eifel. Een laagbrandend vuur, dat drie weken brandde om het hout te doen verkolen, zorgde voor een geleidelijke verassing van de stammen, zodat ze gemakkelijk konden worden verwijderd.
Het resultaat is verbluffend in zijn eenvoud: een minimalistische, vijfhoekige monoliet, die van ver zichtbaar boven de velden uittorent. Het interieur doet denken aan een grot. In de zwartgeblakerde muren zijn nog steeds de afdrukken van de verdwenen sparren te zien. Door een opening in het dak valt zonlicht naar binnen – en soms ook regen. De inrichting is eenvoudig: een bankje gemaakt van één stuk massief lindenhout, een kandelaar en een bronzen beeld van Broeder Klaus vullen de ruimte. Aan de wand hangt een wiel van messing, in overeenkomst met het meditatieteken dat zich in de kluis van Broeder Klaus bevond. Zumthor vroeg geen honorarium, maar bracht alleen de kosten van zijn bureau in rekening. In ruil daarvoor verlangde de sterarchitect om af en toe bij het boerengezin te mogen overnachten. Daar voelde hij zich meer op zijn gemak dan in het kille luxehotel in Keulen, waar hij op dat moment aan het Kolumba-project werkte. De kapel is voor iedereen vrij toegankelijk.