Hoge toppen in de betoverende Balkan

16 minuten leestijd

Als de National Geographic de nog jonge Via Dinarica, het langeafstandspad door acht Balkanlanden, uitroept tot een toekomstige topbestemming voor trekkers, wil Pasar daar het fijne van weten. Tijd om te proeven van de troeven van die route in Dalmatië, een aardig stukje Kroatië. Een trektocht die uitdraait op een roadtrip.

Tekst Chris Van Minnebruggen – Foto’s Dieter Telemans

reportage
  • Wandelen

Goran Mrnjavac wijst vanop het fort boven het ingeslapen stadje Knin naar de Dinara. ‘Onze hoogste berg en jullie uitdaging voor morgen. Daarachter liggen Bosnië en Herzegovina. In de streek is tijdens de Balkanoorlog flink gevochten. Daarom vierde Kroatië hier in augustus 1995 zijn overwinning op de Serviërs.’ Vandaar het bronzen beeld van een onvervaarde president Tudjman en een tentoonstelling over die laatste slag, Operatie Storm. Amper tweeëndertig is Goran nu curator van het museum, toen nog een kind. Als ik hem vraag naar een herinnering, stroopt hij driftig een mouw op en toont het litteken van een kogel door zijn arm. Op zijn scheenbeen dat van een granaatscherf. Ik slik, weet niet wat gezegd en denk aan mijn eigen kinderen toen. Maar de toon is gezet. Een hele week lang ontmoeten we mensen die als vanzelf die oorlog ter sprake brengen en vertellen hoe die hun leven ingrijpend veranderde. Wat dat met de Via Dinarica te maken heeft? Veel. Ook al is er nog een lange weg te gaan, het hele project is als ontwikkelingsprogramma door de Verenigde Naties opgezet om de regio een nieuw elan te geven en bij te dragen tot de vrede.

Herder met een jachtinstinct

Momir Karabuva – ‘zeg maar Mosjo’ – is een boom van een vent. Hij zit in een klimvereniging en heeft afgelopen weekend nog met een groep jongeren in de openlucht geslapen aan de voet van de berg. ‘Ik moest in dienst tijdens de oorlog’, vertelt hij. ‘Soldaten met trauma’s krijgen tot op vandaag een uitkering. Had ook voor mij gekund, maar ik heb een ander pad gekozen. De natuur en de bergen in. Daar knap ik van op.’

Kilometers lang wijst Mosjo ons de weg naar de voet van de berg. Soms zien we verlaten huizen, achtergelaten door verdreven of gevluchte Serviërs. De kogelinslagen spreken voor zich. Het asfalt wordt een zandweg, de laatste kilometer hobbelen we over een karrenspoor met stenen.

Ik leg de motor van onze huurwagen stil als een herder van tussen de olijfbomen komt aangewandeld. Bosko Milivojevic is duidelijk blij volk te zien. Met één oog op zijn tweehonderd schapen en af en toe een krachtterm om de kudde bijeen te houden, vertelt hij honderduit. ‘Ik ben hier geboren’, zegt hij. ‘Vroeger zaten we een half jaar in de bergen, vaak sliepen we in de openlucht. Nu lig ik elke nacht in mijn eigen bed. Er wonen nog hooguit tien mensen hier, terwijl het voor de oorlog een echt dorp was. Iedereen is weg. Ik hield van jagen. In de winter was dat zalig, lopend door de sneeuw.’

Bosko geeft een hilarische demonstratie van zijn kunnen. Klein wild schoot hij met een buks vanuit de heup. Reeën haalde hij met één goed gemikt karabijnschot neer. Hij legt aan met zijn wandelstok en begint op wonderlijke wijze dierengeluiden te imiteren. De patrijs is zijn topper. ‘Daarmee lok ik vossen die het op mijn kudde hebben gemunt. Voor de rest moet ik me inhouden, want van al dat schieten worden ze nu zenuwachtig aan de andere kant van de grens.’

Hoedt hij schapen voor de slacht? ‘Nee, voor de melk en de lammeren’, zegt Bosko. ‘Kroaten zijn dol op lam aan het spit. Je krijgt het op elk feest te eten.’

Onweer boven de Dinara

Zo trekken we ons op gang over een stenen pad tussen hard gras, doornige struiken en slordig rondgestrooide, bijna hagelwitte ruwe stenen en rotsblokken. De Dinarische Alpen halen hun schoonheid uit dat blanke karstgesteente, opgedoft met diepgroen bos onder een stralende zon. Reken daar op zijn tijd een bron, een rivier en een stevige waterval bij en je krijgt een overweldigende natuurervaring.

Mosjo blijkt een kenner van bloemen en planten te zijn. Hij toont ons irissen – ‘onze nationale bloem’ –, wilde tijm en mariadistel. ‘Daar maken we een levermedicijn mee. En de jonge naalden van de zwarte den mengen we met honing. Goed voor de keel.’

Nabij Mirkovici trekken we even door een bos, daarna wordt het pad veel steiler. Mosjo trapt op zijn adem. Boven ons pakken donkere wolken samen. Na een paar uur onderweg krijgen we een breed uitzicht over het gebied en een onweer dat recht op ons afkomt. ‘Terugkeren’, adviseert Mosjo, ‘we zijn nog niet halfweg en als we dat bij de top over ons heen krijgen, zijn we de pineut.’

Met tegenzin dalen we af, krijgen alsnog een nat pak en kiezen in de namiddag voor aangenamer water. Mosjo wijst ons de weg naar twee van de zeven watervallen op de rivier Krka in het nationale park met dezelfde naam. Op de Brljan-waterval krijgen we een prachtig zicht langs de N59. Voor de Manojlovac en de overweldigend groene canyon in de dieperik moeten we de weg af. Daar zijn terrassen voor een veilig uitzicht en een gedenkplaat voor Keizer Franz Jozef I en zijn vrouw Elisabeth. Die passeerden hier in 1875 op rondreis door Dalmatië en kregen – jawel – lam aan het spit. Wij krijgen nog een tweede nat pak cadeau.

Mirakel met dank aan Maria

De Via Dinarica gaat als fietsroute verder langs het Meer van Perucko naar Sinj. Daar volgt hij twee dagen lang de pelgrimsweg van Onze-Lieve-Vrouw van Sinj. Het is tien uur in de ochtend en de terrassen van de Kralja Tomislava – de piazza, zeggen ze hier – zitten vol. ‘In Kroatië heeft iedereen altijd tijd voor koffie’, lacht gids Marina Stambuk. ‘En ‘s ochtends is het markt in de Put Petrovca, een zijstraat. Dat brengt leven op straat.’ Het verschil met Knin is groot. Samen met toerismedirecteur Monika Vrgoc troont ze ons mee naar de kerk met het portret van de miraculeuze Lieve-Vrouw van Sinj. Haar legende is snel verteld. ‘Belegerd door zestigduizend Turken zag het er in 1715 ronduit hopeloos uit voor de achthonderdvijftig verdedigers van Sinj. Vrouwen, kinderen en oudjes inbegrepen’, weet Marina. ‘En terwijl een handvol franciscaner monniken onafgebroken bad voor de Maria, trokken uitgerekend op Hemelvaart alle Turken als bij toverslag weg. Een mirakel, vonden de inwoners. Al hadden de Turkse troepen heel waarschijnlijk besmet water gedronken. Sindsdien trekt elk jaar op 15 augustus een processie door de straten van Sinj. Het schilderij van de Madonna gaat voorop, 150.000 gelovigen volgen. Kroatië is een heel katholiek land.’

Sinj heeft nog een massa-evenement, de Alka. Begin augustus treden ruiters twee dagen lang met elkaar in het strijdperk, gewapend met een lans. In volle galop proberen ze een boven de straat gehangen ring te prikken. Die ring is verdeeld in vier vakken. Wie door het kleine oog in het midden steekt, krijgt het meeste punten. Elke ruiter mag drie keer aantreden.

Directeur Monika legt het allemaal uit in het nagelnieuwe museum over de Alka. Apetrots vertelt ze dat de Unesco het evenement al langer op zijn lijst van immaterieel werelderfgoed heeft staan. Oog in oog met een levensgrote opstelling van de openingsstoet geeft ze commentaar bij de uniformen. Hier en daar zien we Turkse schilden en zwaarden. ‘Eén paard wordt niet bereden’, zegt Monika, ‘dat hoorde bij de pasja die moest vluchten. Trouwens, Alka komt van het Turkse halka, dat betekent ring.’ We zien nog meer uniformen, wapens en historische documenten. Saai hoeft dat niet te zijn. Een computergame laat je zelf naar de alka mikken, iPads geven informatie terwijl je ze over objecten in de etalages schuift. Zo’n blits museum in een kleine stad, dat zegt iets over haar toeristische ambities.

Zonnebaden, zwemmen en zeilen

Onze roadtrip voert ons met de auto naar kuststad Makarska en het nationale park van Biokovo. Daar voelen we ons meteen in een andere wereld. De stad ligt tussen zee en bergen geprangd en wordt de hele zomer lang onder de voet gelopen door toeristen. Hier kom je zonnebaden en zwemmen, maak je zeiltochten en kan je snorkelen. Of naar de luxejachten kijken vanop een terras.

Zivili’, toost toerismebaas Tonci Valic. ‘Gezondheid. En mag ik je lezers een goede raad geven? Kom in september naar de kust. Dan zijn het volk en de hitte weg. En het water is nog warm genoeg om lekker te zwemmen.’ Ik zeg: ‘Santjes, en als de lezers van Pasar hier een leuke wandeling willen maken, hoeven ze maar het kustpad links van de haven te volgen. Rustig, bijna vlak en in de schaduw van het bos van Osejava. Je kan er doorlopen tot het idyllische strand van Nugal en terugkeren door het bos.’ Tonci geeft me geen ongelijk.

Loodrecht de berg op

Het is nog vroeg als een forse terreinwagen komt voorgereden voor een rit van meer dan twintig kilometer door het nationale park van Biokovo, recht naar de top van de Sveti Jure. Met 1.762 meter de tweede hoogste berg van het land. Het steile, veel te smalle asfalt zit vol haarspeldbochten. We begrijpen niet waarom ze in het hoogseizoen toeristen naar boven laten rijden. ‘Voor het geld’, weet Toni Jovic van het bergreddingsteam. ‘De weg was er eerst voor het onderhoud van de zendmast op de top. Maar nu mag elke personenwagen tegen betaling naar boven.’

Is te voet geen alternatief? ‘Als je in topconditie bent’, vertelt Toni. ‘De meeste paden zijn erg steil, wij onderhouden ze met de bergclub. Maar het beste is aan te sluiten bij een groep wandelaars van een lokale buitensportfirma. Die brengt je met een busje naar boven en pikt je weer op bij de hut van Vosac op 1.422 meter. Onderweg heb je een heerlijk uitzicht over Makarska.’ Hij heeft gelijk.

Helemaal boven, pal onder de zendmast loopt een dik touw recht naar benden. ‘Om je aan vast te houden bij het klimmen of dalen’, hoor ik Toni laconiek zeggen. ‘Ik had toch gezegd dat je conditie moest hebben. Maar geen nood, als het misloopt kom ik je wel halen. De Kroatische bergreddingsdienst werkt gratis.’ Magere troost, denk ik terwijl het me voor de ogen gaat duizelen. Misschien ook omdat het hier adembenemend mooi is.

Fietsen op een eiland

Een kleine ferry brengt ons van Drvenik naar het zonovergoten eiland Hvar. We stranden in een duizendkamerhotel en laten ons door Dalibor Obrovac een bescheiden fietstocht van goed dertig kilometer aanpraten. ‘Niet moeilijk. Gewoon wat fijne dorpjes kijken vanuit Stari Grad’, sust hij. Hij laat ons de keuze tussen een koersfiets, een mountainbike en een elektrische terreinfiets. Aan zijn atletisch figuur te zien, denk ik dat ik maar beter voor de e-bike ga.

Wat volgt is zowat de heerlijkste afsluiter die ik me kon voorstellen. We laveren van de kade weg door smalle steegjes, denderen tussen lavendelvelden en olijfgaarden, proeven wijn en een teugje grappa in het onooglijke Vrbanj. In Pitje ligt de kerk op een hoogte. Terwijl fotograaf Dieter zich de ziel uit het lijf trapt, tik ik op de sportstand en peddel met één hand aan het stuur bergop. Het panorama achter de klokkentoren oogt geweldig. In de verte zindert de Sveti Jure.

Het valt me op dat veel dorpjes er helemaal opgeknapt bij liggen. ‘Dankzij de tweedeverblijvers en senioren uit het buitenland’, weet Dalibor. ‘Ze kopen een oud huis weg van het strand en laten het opknappen. Meestal kapt de vorige eigenaar met het boerenleven, zet een appartementsgebouw neer aan de kust en leeft genoegzaam van het toerisme.’

Hoe heerlijk tegendraads is dan de familie Stancic in het dorpje Dol. We schuiven bij hen aan op zware houten banken bij een tafel met een rood vichykleedje. Er komt brood op tafel en een schotel kazen. Gerookte ham, kappertjes en sliertjes zeegras met een vleugje azijn. Een wit wijntje toe. Allemaal van eigen makelij en eigen opbrengst. Ze hebben geiten, kippen, varkens, een olijfgaard, een wijngaard en een moestuin. ‘Alleen de kerstomaten zijn gekocht’, zegt vader Antun Stancic. ‘De onze zullen pas over twee weken rijp zijn.’

Dalibor had ons een proevertje beloofd, maar mevrouw Stancic serveert met een lach van oor tot oor nog zelfgemaakt gebak. Heerlijke rijata met karamel en een amandelcake met honing en peperkoek. Waarna de heer des huizes ongevraagd een fles bogdanusa ontkurkt, zowat de beste en zachtste witte wijn van het eiland. Eindelijk heb ik het gevoel te zijn waar we moeten zijn.

Voetballen in het Blauwe Meer

In Imotski komt elke Kroaat vroeg of laat terecht om zich te vergapen aan twee meren: het Blauwe en het Rode Meer. Het blauwe om de kleur van het water, het rode om de kleur van de rotsen. Ze zijn ook indrukwekkend, liggend in een diepte tussen metershoge rotsen. Het blauwe naast een romantische burchtruïne, het rode in volle natuur. 'Waarschijnlijk ontstaan na een aardbeving', speculeert gids Ivana Capin. 'Het niveau van het water varieert trouwens. En heel soms, als het meer droog staat, houden we daar beneden een symbolische voetbalmatch. Die gaat tussen de Weerwolven en de Elfen. Ze eindigt altijd op een gelijkspel, als teken van vrede en verstandhouding.'

Langs beide meren loopt een mooi wandelpad, bewegwijzerd met rode cirkels. Onderweg staan borden met uitleg over de natuur en de geologie, hier en daar is zelfs een overdekte picknickplek. Wees voorzichtig, zeker met kinderen, want wandelen op een meter van de afgrond maakt nieuwsgierig naar wat er beneden te zien is.

www.dalmatia.hr/en/zagora/imotski

Game of Thrones in de kelder van de keizer

De Romeinse keizer Diocletianus reed een opvallend parcours. Hij kwam ter wereld als zoon van een vrijgelaten slaaf en geraakte tot bij het hoogste ambt. Als keizer reorganiseerde hij het hele rijk en vervolgde hij de christenen een stuk verbetener dan zijn voorgangers. 'We hebben aardig wat heiligen aan hem te danken', zegt gids Dino Ivancic. 'allemaal martelaren.' Liever zag hij zichzelf goddelijk aanbeden. Het was ook de enige keizer die vrijwilliger troonsafstand deed. 'Slim gezien, zo werd hij niet zelf de keel overgesneden', aldus Dino met een voorliefde voor sappige anekdotiek.

'Diocletianus trok zich terug in Split en liet zich voor de Werelderfgoedlijst van de Unesco een gigantisch paleis optrekken. Hij bracht er de rest van zijn dagen door met tuinieren met zicht op zee, in de rug gedekt door de bergen. Niemand die hem wat kon maken.'

'Ook onder de grond waren er opslagplaatsen, eetzalen en extra's die de keizer zich kon toewensen', ratelt Dino door. 'Maar nadat hij stierf raakte het paleis in verval. De middeleeuwers recupereerden stenen en balken om nieuwe huizen te bouwen. In de kelders kwamen ze niet. Wel maakten ze gaten in de vloer van hun huis. Daar smeten ze afval in en deden ze hun gevoeg. Tegen stank en ziekten smeten ze daar ongebluste kalk over.'

Geen beter bewaarmiddel en geen mooiere speeltuin voor archeologen dan een volgescheten kelder bleek na WO II. Bij het uitgraven kwam een schat aan artefacten boven water. Niet in het minst verguisde herinneringen uit Diocletianus' tijd. Beelden uit Egypte, de vloerverwarming van de keizer, de mensa – de tafel met opstaande rand waaraan de keizer lag te eten.

Er kwamen ook schedels tevoorschijn. 'Daaraan kon je zien of iemand slaaf was dan wel van rijke komaf', weet Dino. 'Slaven hadden een gaaf gebit, want ze kregen geen overvloed aan zoetigheid te eten. Rijke mensen kregen er zo veel van dat ze bij een orgie met een veer in de keel werden gekieteld om te kunnen overgeven. Het meegekomen maagzuur en al de suikers bezorgden het betere volk rotte tanden.'

De levendige en mooie havenstad Split is zeker een bezoek waard, ook al is het er zeer toeristisch. Dat maakt de horeca prijzig in vergelijking met het binnenland. De kelders en restanten van het paleis van Diocletianus krijgen kleur en verhaal als je ze met een gids bezoekt. Weet dat er ook gefilmd is voor een paar reeksen van het immens populaire Game of Thrones.

www.visitsplit.com

Extra tip: in Split sliepen we in het Cornaro Hotel, een topadres pal in de historische binnenstad. Prachtige kamer, geen nachtlawaai, grote badkamer, uitzinnig ontbijtbuffet. Prijzig ook, dat spreekt. www.cornarohotel.com

Koninginnebrij van Kleine Mier

Fietsend rond Sinj zien we in een weide van het dorpje Gala tientallen vrolijk geschilderde bijenkasten staan. Fotograaf Dieter – zelf imker – kan niet anders dan in de remmen gaan. Zo drukken we even later de hand van Antonio Mravak. 'Mijn naam betekent eigenlijk Kleine Mier. Past niet meteen bij een bijenman', lacht hij. 'Voor de oorlog deed mijn vader dit als bijverdienste. Noodgedwongen zijn we na de oorlog de professionele toer opgegaan. We verkopen nu materiaal voor imkers, we maken honingraten, bijenvoedsel en hebben vierhonderd bijenkasten staan.'

Maar de echte specialiteit van Antonio Kleine Mier is de koninginnenbrij of koninginnengelei. Dat krijgen bijenlarven die tot koningin moeten uitgroeien te eten. Een uitzonderlijk voedzaam en krachtig goedje dat ook prima is voor het menselijk immuunsysteem. Racepaarden zouden het toegediend krijgen, zelfs renners in de Tour de France. Een gewone werksterbij leeft in de zomer een week of vijf, een koningin zoemt vijf jaar lang. Reken uit je winst.

Koninginnenbrij smeer je niet zomaar even op je boterham. Je moet een kenner zijn om het op het juiste moment uit de bijenkast te halen. Dat is een kwestie van uren, hooguit een dag. Het wordt in  hoeveelheden van enkele grammen verkocht en je proeft het met een minuscuul mespuntje, bij voorkeur onder je tong. De smaak is nergens mee te vergelijken. Lekker is het niet en het lijkt wel of de stof alle klieren bovenin je keel samentrekt.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer