Rondrit door de stille Kempen
- Kamperen
‘Hoe schoon nog de wereld, de zomerse hei / Dat is hier op aarde de hemel voor mij!’ klinkt het in de smartlap In de stille Kempen van tekstdichter Eugeen De Ridder en componist Armand Preud’homme. Die purp’ren hei schittert ons tegemoet wanneer we onze rondrit beginnen aan de Teut in Zonhoven op de camping Holsteenbron. De camping is bekend bij Pukkelpopgangers en wielerliefhebbers die er de cyclocross rond de fameuze zandkuil bijwonen. Minstens even spectaculair is de Holsteen: een groepje van enkele zandrotsen met opvallende prehistorische polijstgaten en -groeven. Hoewel het landschap er ongerept uitziet, was het hier dus duizenden jaren geleden niet zo stil.
Vandaag genieten wandelaars, ruiters en fietsers van de Teut, zowel tussen de fietsknooppunten als op de mountainbikepaden. Ook kinderen en honden kunnen er ongestoord ravotten in speelbossen en hondenzones. Ruimte genoeg voor iedereen: samen met Ten Hoogdoorn in Houthalen-Helchteren vormt de afwisseling van heide, bos, duinen en vennen het grootste heidegebied van Midden-Limburg, 1700 ha groot. Daar zijn we dus even zoet mee. Over zoetigheid gesproken: tijd om op het terras van de Holsteenbron te bekomen met een ijsje.
Toffe Peren
Anders dan de Antwerpse socialist De Ridder was toondichter Preud’homme een rasechte Limburgse Kempenaar. Nieuwsgierig naar zijn roots trekken we verder de Kempen in, richting Peer, zijn geboorteplaats. Daar staat in de Kloosterstraat nog de ouderlijke hoofdonderwijzerswoning. Als 9-jarige bespeelde de jonge Armand al het parochieorgel. Preud’homme maakte het zichzelf door zijn nationalistische composities niet altijd gemakkelijk om aan de slag te blijven als organist. Zijn Kempenland, aan de Dietsche kroon leverde hem zelfs beschuldigingen van fascisme op. Toch eindigde hij zijn carrière als (zelfs door de koning) gevierd liedjesschrijver. Vandaag is zijn ster getaand, want vier jaar geleden sloot het in het gebouw gevestigde Preud’homme-museum en wil men er nu bezoekers warm maken voor lokale ambachten onder de naam van Dulle Griet-museum. Een verwijzing naar een andere toffe Perenaar: Pieter Bruegel de Oude.
Hoewel de Noord-Brabantse plaatsen Breda en Breugel betere papieren hebben als geboorteplaats voor de 16de-eeuwse schilder vindt het Peerse Grote-Brogel zich ook een kanshebber. Reden genoeg om bij Toerisme Peer op de Markt een Bruegelmuseum in te richten. Niet dat dit wedijvert met het Kunsthistorisches Museum van Wenen of het Metropolitan van New York: de topwerken die we er te zien krijgen, zijn reproducties op ware grootte. Toch is het niet onaardig in een ruime en luchtige omgeving die bekende werken eens bij elkaar te zien hangen: van De Val van Icarus of De Toren van Babel tot de vrolijke Boerendans. Ook Bruegel verenigde in zijn werk leute en smart. Een ander meesterwerk, De Triomf van de Dood, legt meteen de link naar onze volgende stop: een tegelijk vredige, maar ook lugubere plek…
In Lommel liggen op de grootste Duitse militaire begraafplaats buiten Duitsland ruim 38.000 soldaten, vooral uit de Tweede Wereldoorlog. Achter het indrukwekkende toegangsgebouw strekt zich een zee van kruisen uit. Geen betere manier om de massale slachting uit te beelden die eraan voorafging. En dan te bedenken dat elk kruis twéé personen of zelfs meer vertegenwoordigt. Onwaarschijnlijk dat uitgerekend zo’n locatie ook misbruikt wordt. 14 jaar geleden was ik er als journalist van een provinciale krant getuige van een massale neonazi-bijeenkomst. De toen uitgebrachte Hitlergroeten geven me nu nog koude rillingen. Gelukkig zijn dat soort manifestaties er nu verboden. De rust die er nu heerst, en die in elk seizoen zijn bijzondere charme heeft, moet niet onderdoen voor die op de heide.
Leopold I
In Limburg zijn grote natuurgebieden bewaard gebleven dankzij de aanwezigheid van het Belgisch leger. ‘Na de afscheiding van Nederland zocht het jonge België een geschikt militair oefenterrein’, vertelt oud-militair Fred Simkens in het Museum van het Kamp van Beverlo, ‘en hier was er ruimte zat.’ Later werd het manoeuverkamp, toen op grondgebied van Beverlo, een permanent kamp en ontstond er voor de kampvolgers het op militaire leest gebouwde dorp (met ooit bijna 400 cafés!) en de gemeente Leopoldsburg (vernoemd naar Leopold I dus). In wat er overblijft van het voormalige hospitaal houdt een tiental moedige vrijwilligers een goed van authentieke voorwerpen voorzien legermuseum in stand. In de geschiedenis van het Belgische leger wordt ‘waar mogelijk de link met Leopoldsburg gelegd. Wist je dat nog voor de eerste aanvallen in Ieper de Duitsers hier hun gas hebben getest?’ Tussen de uniformen en wapens ook veel filmpjes en koningshuis-memorabilia. De komst, eind dit jaar, van het nieuwe gemeentelijke bevrijdingsmuseum Liberation Garden in een opmerkelijke officiersvilla kan de bezoekersaantallen in dit wat stoffige, maar sympathieke museum maar ten goede komen.
Maar ook nu is een tweede oorlogsmuseum te bezoeken: het Museum K-blokken en Oscar Kapel in de voormalige cavaleriebarakken is sinds 1991 eveneens een hobby van oud-militairen. En een gewezen bakker van ‘t Kamp: ‘Het leger was mijn beste klant. Ik leverde veel aan de kazernes, zelfs op manoeuvers’, vertelt vzw MKOK-voorzitter Luc Verpoorten. In de barakken is een reconstructie te zien van hoe er tijdens WO II politieke gevangenen zaten (onder wie per abuis ook Marc Sleen) en van de inmiddels opgeheven cavalerie-eenheden. Ooit lagen hier 9.000 man en 3.000 paarden gekazerneerd. We zien zowel binnen als buiten een grote collectie goed onderhouden legervoertuigen die een grote houten authentieke legerkapel bewaken. Een bus bezoekers wordt net rondgeleid, komende van de bunker waar een bombardement geëvoceerd wordt. Gelukkig krijgen die arme mensen straks in de kantine ook een heuse gamellen-maaltijd aangeboden, mét rijstpap in de beroemde traditie van café Ferme Colette. Het museum is enkel op zaterdag open of op afspraak voor groepen, maar oud-militairen vinden er vlot hun weg naartoe. ‘Vroeger had elke eenheid zijn bar. Vandaag komen ze voor hun drinks en barbecues naar hier. We zijn dus ook een beetje een opvanghuis voor ex-militairen.’