À l’aise door l’Oise
Zonder het te weten ben je zeker al een keer in het Franse departement Oise geweest. Als je over de A1 naar Parijs of Zuid-Frankrijk trekt, rijd je er doorheen. Maar wat als die passage nu eens je bestemming werd? De Oise is dat meer dan waard. Dat wisten de Franse koningen én keizers al, die er graag hun jacht- en buitenverblijf van maakten. Jagen doen wij niet. Fietsen des te meer, en allerminst gejaagd, maar à l’aise door de Oise.
- Fietsen
Kasteel van Compiègne: Walsen tussen de rozen
Fotograaf Ann en ik verkennen de Oise per fiets. Onze uitvalsbasis is Compiègne in het oosten, aan de rivier die het departement ten noorden van Parijs zijn naam gaf. De stad is de elk jaar weer de startplaats van Parijs-Roubaix. Voor het kasteel van Compiègne maak ik kennis met de enige kasseien op óns parcours. In de omgeving is meteen duidelijk waarom het departement ooit een kroondomein was: de dichte wouden hadden een onweerstaanbare aantrekkingskracht op de Franse koningen. Als ze niet druk waren met oorlog voeren, kwamen ze hier in plaats van op maîtresses op grootwild jagen.
In de 14de eeuw bouwde Karel V het kasteel, dat in de 17de eeuw een volledige make-over kreeg van Lodewijk XV. Na de Franse Revolutie raakte het enorme complex in onbruik als koninklijke zomerresidentie, maar de kersverse keizer Napoleon zag er wel potentieel in. Hier maakte hij zijn tweede vrouw het hof. Bonaparte en Marie-Louise, dochter van de Oostenrijkse keizer, dineerden hier voor het eerst samen. Hun vergulde, maar erg korte keizerlijke bedden staan tot vandaag keurig opgemaakt op hen te wachten.
Het Château de Compiègne is het grootste neoklassieke kasteel van Frankrijk, maar is meer paleis dan kasteel. Het beleefde zijn glorietijd tijdens het Tweede Keizerrijk. Hier was da feestje, of toch de ‘Séries’, die Napoleon III en zijn keizerin Eugénie elk jaar een dikke maand lang organiseerden: een wekelijkse reeks jachtpartijen, concerten, theatervoorstellen en uitstapjes vermaakte honderden genodigden. Dankzij de ingerichte appartementen kan ik me heel goed voorstellen welk luxeleventje de Bonapartes hier leidden en hoe de geëerde gasten zich vergaapten aan het vele bladgoud en de keizerlijke grandeur. Behalve de intieme keizerlijke vertrekken mag het gewone volk vandaag een blik werpen in de majestueuze balzaal, waar ooit de staatszaken even vergeten werden en steelse blikken onder het walsen uitgewisseld werden. Belgische bezoekers moeten zeker een kijkje nemen in de kapel. Daar hangen de portretten van koning Leopold I en Louise Marie van Orléans, de dochter van de Franse koning Lodewijk Filips. Ze herinneren eraan dat die twee hier in 1832 elkaar het jawoord gaven, tussen twee keizerrijken in.
In 1870 was het feestje uit, toen Frankrijk verslagen werd door de Pruisen en definitief een republiek werd. Napoleon III trok in ballingschap naar Engeland. Gelukkig liet hij zijn paleis achter, waar we vandaag nog steeds genieten van het openbare kasteelpark. Dat is al net zo monumentaal (700 ha) als het paleis. Het was de schakel tussen de meer verfijnde kasteeltuin, met onder meer een rozentuin én het bos van Compiègne, waar wij induiken.
Compiègne-Pierrefonds: Witte wegwijzers
Vanaf het kasteel heb ik over de schouder van de keizer een ongehinderd zicht tot in het forêt domaniale, over het enorme parkgazon en over een 4,6 km lange en 60 m brede allée. Onze bestemming is een ander kasteel, dat van Pierrefonds. Wij vertrekken aan de Carrefour Royal, een rond punt waar behalve vier wegen ook een aantal fiets- en wandelpaden op uitkomen. Hier staat een eerste van zo’n 200 grote wegwijzers die in het bos op open plekken alle richtingen aangeven. Tegen de geel-bruin-groene herfstkleuren van het bos steken de witte veelarmige kruisen goed af. De wegwijzers en de kaarsrechte paden en wegen werden ten behoeve van de koninklijke jagers opgericht en aangelegd. Nogal wat carrefours herinneren aan de jacht: Grand Maître (grootmeester), Grand Ecuyer (grote schildknaap), la Bécasse (houtsnip)… Verdwalen in het 14.000 ha grote woud is dus onmogelijk.
Anders dan in Napoleons tijd zijn de fietspaden vandaag allemaal geasfalteerd, maar dat is niet altijd een voordeel: boomwortels onder het asfalt maken er soms een golvend parcours van. Ik dender daar een keer zo hard over dat mijn ketting eraf vliegt. Het fietspad is gescheiden van de autoweg. De enige auto’s die we zien, zijn er met paardentrailers: ruiters die aan een carrefour afspreken om samen een rit per paard te maken. De carrefours met wegwijzers volgen elkaar snel op. De fietswegen zijn geschikt voor het hele gezin: ze zijn zo goed als vlak en breed genoeg.
Bij de Carrefour du Vol verlaat de route de weg en gaat ze het hart van het bos in. De beuken en eiken groeten ons met hun kleurenpracht. Via de Carrefours de Jupiter, du Marais en de la Pépinière bereiken we de Carrefour de Saint-Jean. Net als ik het bos wat beu begin te worden, bereiken we het eerste en enige dorpje op onze weg naar Pierrefonds. Saint-Jean-aux-Bois ligt aantrekkelijk achter een kleine stenen brug en toegangspoort. Het was lange tijd een eenvoudig houthakkersdorp met abdij. Vandaag wonen er, op anderhalf uur van de hoofdstad, steeds meer Parijzenaars, zegt een bewoner die terugkeert uit het bos, waar hij paddenstoelen is gaan snijden, niét plukken, ‘want dan komen ze volgend jaar niet meer uit’. De 350 dorpsbewoners worden ‘les solitaires’ genoemd, vertelt hij, omdat het dorpje nog steeds zo afgelegen ligt.
We bereiken de meer bewoonde wereld in Pierrefonds, een mondain kuuroord met een meer, casino en bijbehorende villa’s. Het plaatsje wordt echter gedomineerd door een heuvel met daarop het kasteel. Dat werd eind veertiende eeuw gebouwd door Lodewijk van Orléans, de broer van koning Karel VI en de echte sterke man van Frankrijk. Tegen de 17de eeuw was het zo vaak belegerd dat het compleet verwoest was. In lijn met de 19de-eeuwse romantiek kon Napoleon III – hij weer – de lokroep van een middeleeuwse ruïne niet weerstaan en besloot het slot te renoveren. Hij vertrouwde in 1857 de ‘geïdealiseerde reconstructie’ toe aan de gerenommeerde architect Viollet-le-Duc, die er zijn middeleeuwse speeltuin van maakte. Teugelloos romantisch voegde hij talloze fantasie-elementen toe, van fabeldieren tot stoere donjons, ’s keizers leuze ‘Qui veut peut’ indachtig. In de grote wachtzaal, vandaag een feestzaal onder de fabuleuze Salle des Preuses, liggen ongebruikte resten van échte middeleeuwse beelden, waaronder een opvallend serene Maria.
Compiègne-Noyon: De 3 Eloois
De EuroVélo 3 of Scandibérique passeert in Compiègne. Die kan ik niet links laten liggen. Een afgescheiden fietspad leidt ons noordwaarts de stad uit, voorbij de monding van de Aisne in de Oise, waar de omgeving parkallures heeft. Vissers riskeren hier een vreemde vangst, want verderop in een Oisekanaal zien we verdronken evers dobberen. We verlaten de rivier en rijden het bos in, over lange, rechte stukken, deels over departementale autowegen met gelukkig weinig verkeer, deels over smallere fietspaden. We volgen de wegwijzers van de TransOise en de Scandibérique, maar de gpx-tracks bij de hand houden is toch wel nuttig: in het bos hangt een pijl in de verkeerde richting, waarop een goedbedoelende fietser met stift een pijl in de juiste richting tekende en voor de zekerheid ook nog eens ‘par là’.
Saint Léger-aux-Bois is stil en leeg. Kleine huisjes hebben nog antennes op het dak. De mooiste villaatjes staan leeg, allicht te groot om te onderhouden. We rijden door een open landschap en langs een spoorweg tot de Notre-Dame-abdij van Ourscamps, waar Sint-Elooi een wonder met een beer verrichtte. Een gedenkplaat eert zes Franse soldaten uit de Comoren voor wie geen wonder gebeurde. Ze sneuvelden op dit kruispunt in augustus 1918. De classicistische abdij is nog in gebruik. Achter het gebouw liggen gotische ruïnes van vorige abdijversies. Later, bij de Notre-Dame-kathedraal van Noyon, ontmoeten we een erg jonge monnik in bruine pij van de abdij. En ook archeologe Florence Godefroid, die verhaalt hoe de oudste gotische (in de twaalfde eeuw heropgebouwde) kathedraal van Noord-Frankrijk centraal staat in het Noyon of ‘nieuwe markt’ van de eerste eeuw, toen het een Gallo-Romeins oppidum was. De eerste omwalling is nog zichtbaar in de aanleg van de huizen errond. ‘En nog steeds is het een belangrijke marktplaats.’ Strategisch ook, en dus voor 80% verwoest in de Eerste Wereldoorlog. Een deel van het aansluitende bisschoppelijke paleis en de kapel daarvan zijn weg, ‘maar niet door de oorlog. In de 19de eeuw vond men dat de deels romaans, deels gotische kathedraal meer tot zijn recht moest komen als vrijstaand bouwwerk en dus werd alle aanbouw afgebroken.’
Gelukkig gebeurde dat niet met de houten kapittelbibliotheek uit 1506, waar duizenden (inmiddels verdwenen) manuscripten bewaard werden. Noyon heeft sterk geleden onder de Franse Revolutie: alle kerken werden verkocht en afgebroken, behalve de kathedraal. ‘Die werd zo duur geschat dat hij onverkoopbaar was. Toch werden alle beelden verwijderd, zelfs uit de portalen en mozaïeken. Er zijn geen afbeeldingen van bewaard, maar uit de silhouetten van de weggekapte figuren kon toch iets worden afgeleid. Een tekenleraar ging daarmee aan de slag om het verdwenen portaal te reconstrueren in het lokale museum. Tussen de ronde, ooit kleurrijke transepten staat nog steeds het reliekschrijn van Elooi, waar de in Noyon geboren reformatietheoloog Johannes Calvijn kritisch over was: hij veroordeelde de praktijk om pelgrims te lokken met relieken. Van alle zogenaamde Elooi-relieken, zo ging hij na, konden wel drie personen worden geknutseld.
Bos van Compiègne: De ultieme vernedering
Over heiligen gesproken: Jeanne d’Arc wordt altijd geassocieerd met Orléans (dat ze bevrijdde) of Rouen (waar ze op de brandstapel belandde), maar weinig geweten is dat de Maagd van Orléans een belangrijke link heeft met Compiègne. Het was hier dat de Bourgondiërs haar in mei 1430 wisten gevangen te nemen. Jeanne was – zonder toestemming van de Franse koning Karel VII – naar het door de Bourgondiërs belegerde Compiègne getrokken. Een jaar en een week later verbrandden de Engelsen haar als ‘ketter’.
Compiègne is bekender door een andere oorlog. 105 jaar geleden, op 11 november 1918 om 5.15 uur, ondertekenden de Duitsers er een staakt-het-vuren dat om 11 uur inging. Dat gebeurde in de restauratiewagon van de trein van de Franse maarschalk Foch. De locatie in het bos was perfect: voorzien van dubbele sporen, aan het zicht onttrokken en geheim (want gebruikt voor artillerietransport), maar toch vlak bij het station van Rethondes, waar er water was om de treinen warm te houden. Na de ondertekening werd wagon 2419 D tentoongesteld in het Parijse Hôtel des Invalides, om in 1927 terug te verhuizen naar de open plek in Compiègne.
Daar zou hij nu nog staan, als Hitler niet zo rancuneus was geweest. Op 22 juni 1940 dwongen de Duitsers op hun beurt de Franse regering tot het tekenen van een wapenstilstand en wel op exact dezelfde plek als in 1918. De nazi’s verlekkerden zich in de ultieme vernedering van de Fransen. Als kers op de taart werd de wagon helemaal naar Berlijn overgebracht en tentoongesteld. Tegen het eind van de oorlog werd de wagon naar deelstaat Thüringen gereden, waar hij in april 1945 (per ongeluk?) uitbrandde.
Vandaag is op de Clairière de l’Armistice in een boeiend oorlogsmuseum een restauratiewagon te bezoeken van precies hetzelfde type. Het is dus geen replica, maar ook niet de originele wagon. Behalve enkele oorlogsmonumenten krijgt in de Jardin de la Mémoire ook ene Augustin Trébuchon de nodige aandacht, de laatste gesneuvelde Franse soldaat, enkele minuten voor 11 uur. Misschien nog indrukwekkender dan die trein…
Als je deze bosrijke regio graag zelf wil verkennen op je fiets, vind je alle handige prakische informatie over de Oise in de online Reiswijzer op www.pasar.be.
Soldaatjesmuseum
- Liefhebbers van modelbouw én militaire geschiedenis reppen zich naar het Musée de la Figurine Historique, naast het stadhuis van Compiègne.
- In het opmerkelijke, door vrijwilligers opengehouden museum beelden 45.000 figuurtjes uit een collectie van maar liefst 155.000 stuks in vitrines en diorama’s van veldslagen de lokale, de Franse en de wereldgeschiedenis uit.
- In de met zorg gemodelleerde en geschilderde figuurtjes herken je Franse vorstenparen, het beleg van Troje, jachttaferelen in het bos van Compiègne, een defilé in de Parijse Tuileries, de begrafenisstoet van Napoleon, de ondertekening van de wapenstilstand in 1918 in Compiègne, de landing in Normandië, de maanlanding, maar ook een 25 m² grote voorstelling van het beslissende tijdstip (16.30 u) in de Slag van Waterloo op 18 juni 1815, waar ene Charles Laurent van 1903 tot 1921 zoet mee is geweest.
- Maar ook het dagelijks leven van soldaten in WO I uit Frankrijk en andere naties, onder wie Belgische cyclisten bij de mobilisatie van 1914, komt levensecht aan bod. Evenals historisch speelgoed, zoals 18de-eeuwse houten soldaatjes en stadstafereeltjes uit de belle époque.
- 4 euro, gratis -26, alle dagen open behalve maandag
3 x fietsen in de Oise
1. Scandiberique
EuroVélo 3, de Europese pelgrimsroute van Trondheim tot Compostella is een langeafstandsroute die in Erquelinnes de Belgische grens oversteekt en Frankrijk weer verlaat in Roncevaux in de Pyrenneeën. De route loopt 100 km van noord naar zuid door het oosten van het departement Oise. Wij reden de 30 km tussen de historische steden Noyon en Compiègne, die deels over de gewone weg loopt. De route is goed bewegwijzerd.
2. Parijs-Londen
Op de Avenue Verte tussen Parijs en Londen kun je kiezen tussen een oostelijke of een westelijke route. De oostelijke maakt een bocht naar het westen in het departement Oise, waar de 132 km grotendeels over voies vertes loopt. Rond Senlis deden we een stukje ervan, onder meer over een opgeheven spoorweg. Zonder ander verkeer is het aangenaam fietsen op de route.
3. Trans’Oise
Het departement Oise werkt aan een netwerk van fietswegen, dat grotendeels samenvalt met de twee internationale fietsroutes, maar ook andere fietsverbindingen bevat, onder meer tussen Noyon en het departement Somme.